Schotland 18 – De Hardknott, naar Hull, en de ferry
Maandag 20 mei. De laatste rit en dan is dit avontuur gedaan. Het is ook meteen de langste rit van de hele vakantie. Driehonderdtwintig kilometer. Vanaf de camping in het westen voert de route me eerst door de Lake District en dan de Yorkshire Dales, dat ik volledig mag doorkruisen, en dan via het Nidderdale National Landscape en over binnenwegen naar Hull, aan de oostkust, van waaruit ik weer een stukje mag varen. Naar huis.
Vanwege de lengte van de rit besluit ik om de wekker op zeven uur ‘s-ochtends te zetten. Maar sanitaire noodzakelijkheden maken dat ik al om kwart over zes uit mijn slaapzak ben. Teruggaan voor die paar minuten, dat geloof ik wel. Dus ik zet koffie en ik heb nog een paar pannenkoekjes als ontbijt. Daarna de boel inpakken en om kwart voor acht rijd ik de poort uit. Het is perfect weer voor een motorrit. De Lake District is volop genieten. En al snel doemt een bord op dat waarschuwt voor dertig procent stijgingspercentage en dat de weg alleen geschikt is voor auto’s en kleine voertuigen. Wat verder opnieuw een bord dat waarschuwt voor zeer scherpe en smalle bochten. Ik check de Garmin. Aha. De Hardknott Pass dient zich aan. Op Youtube zijn veel filmpjes te vinden van motorrijders die hier in de problemen komen. Ik ben benieuwd. Op een kleine parkeerplaats lanceer ik eerst de drone, dan is dat vast gedaan. En daarna is het mijn beurt om die scherpe bochten te trotseren.
Eerlijk is eerlijk, dit is een serieuze uitdaging. Die haarspeldbochten zijn net zo scherp als die op de Stelvio maar hier is de weg de helft smaller en het wegdek is een wasbord met gaten. Tel daar de dertig procent helling bij op en het is duidelijk: dit is pittig. De vijftig kilo bagage werkt enorm in mijn nadeel want hiermee is de motor topzwaar. Letterlijk. De omstandigheden in de bochten zijn zodanig dat stapvoets rijden al bijna te hard is en hierdoor is het tipping point vrijwel nul. Ik moet de motor rechtop houden. Al het gewicht zit op het achterwiel. Ietsje teveel gas en het voorwiel graaft in het luchtledige. Maar het lukt. Eenmaal boven… moet je weer naar beneden en dat is hetzelfde laken een pak. Alleen krijg ik nu het hele gewicht op het voorwiel en ik voel de roltassen naar voren komen. En daarna volgt de Wrynose Pass maar die is iets beter te doen. Kortom, ik verveel me geen seconde. Los van dit alles is de hele omgeving een lust voor het oog. De passen zijn fenomenaal mooi.
Na dit intermezzo volgen de Yorkshire Dales en ook dat is geweldig. Het landschap is kaal, ruig en desolaat met enorme vergezichten over diepe valleien met enorme heuvels die ik toch wel bergen zou willen noemen. Het weer wordt minder. Het raakt zwaarbewolkt en de route voert me omhoog, en steeds hoger totdat ik in de wolken rijd. Met andere woorden: ik zie geen pepernoot meer. Maar gelukkig is daar dan de Tan Hill Inn. De hoogste herberg van het Verenigd Koninkrijk meldt een bord. Op zeventienhonderdtweeëndertig voet. Ik kreeg een paar maanden terug een foto van motorvriend JanPaul die hier een paar jaar geleden was samen met, helaas overleden, motorvriend Adrie. Waarmee ik drie jaar terug een motorvakantie deed. JanPaul vond dat ik, als ik toch in de UK ben, even bij de herberg moest langsgaan en een foto moest sturen. En zoiets kan ik natuurlijk niet weigeren. In de Inn scoor ik een hete chocolademelk (geen bier! Pleurt op zeg!) en die is heerlijk. Dát kunnen ze dus wél. Koffie daarentegen…
Na de Tan Hill Inn zak ik verder af door de Dales. De route gaat weer omlaag waardoor ik ook weer meer zicht krijg. En dat is een feest! Wat krijg ik hier een uitzichten. Prachtig! Als ik daarna het gebied een beetje achter me laat wordt het allemaal wat minder uitbundig. Ik rijd door de Nidderdales. Is best een mooi gebied maar… muurtjes. En die muurtjes gaan me irriteren. Overal muurtjes! Langs alle wegen! Even pauzeren… een uitdaging. want die muurtjes staan tegen de weg aan en vluchtstroken? Wat zijn dat? Met een beetje geluk kan je terecht op een Passing Place maar daar mag je dus niet parkeren. Op zeker moment doe ik het toch. Zo breed is een motor niet. Ik wil tenslotte even lunchen. Wat me ook bezighoud is de vraag waar men in godesnaam al die stenen vandaan heeft. Om die muurtjes te knutselen. Ze hebben hier net zoveel muurtjes als wij fietspaden hebben.
De rest van de route naar Hull, als de natuurgebieden achter de rug zijn, er valt weinig over te melden. Ik doe voornamelijk binnenwegen. De snelweg is niet leuk. Maar de rit gaat voorspoediger dan verwacht. Iets over vier uur ben ik bij de ferry. Gelukkig is de boarding al open en kan ik inchecken. Als dat gebeurd is en ik oprijd naar de boot word ik gewenkt door de douane. Ze willen me controleren. Het is de eerste keer dat ik meemaak dat de douane mijn spullen wil zien. “Do you have a gun?” vraagt de douaneman me. Jazeker. Maar moet ik die “en plein public” laten zien? Liever niet, eigenlijk. Er zijn grenzen. Maar de douanemeneer bedoelt zo’n ding waarmee je kunt schieten. Nee. Die heb ik niet. “A knive?” vervolgd hij. Nou… een Zwitsers zakmes maar dat zal hij niet bedoelen dus ik antwoord “No”. Ik vermoed dat de man lolligheden mijnerzijds niet op prijs stelt. Dan wil hij in mijn topkoffer kijken. Dus die maak ik open. En ik zie hem argwanend naar mijn eierdoosje kijken. Een speciaal ding met schuimen dopjes erin. Anders gaan de eitjes stuk. Er passen er zes in en er zijn er nog drie over. Tsja. Ik had trek. Sorry. De eitjes zijn hardgekookt, dat dan weer wel. Maar dat vertel ik hem niet. Ik mag doorrijden. Dank u.
De ferry vertrekt om half negen. Een nachtje varen en dan Hoek van Holland. Dan nog slechts een half uur en kan ik Olga weer in de armen sluiten. Ook weer fijn.