Schotland 08 – De NC500. Nog een stukje dan.
Vrijdag 10 mei. Als ik wakker word is het tegen achten. Dat heb ik nog niet eerder meegemaakt. Lekker hoor. Eruit en het gebruikelijke ritueel van de boel inpakken. Het is aardig weer. Droog en een zonnetje. Francois en ik doen het op ons dooie gemak. We babbelen verder waar we gisteravond zijn opgehouden, alleen zitten we nu op onze stoeltjes in de buitenlucht. Dat is aangenamer. Maar er komt een moment dat we de spullen op de brommers hebben en we afscheid nemen. Francois gaat precies de andere kant op. We wisselen nummers uit want Francois wil graag mijn blog lezen. Het is tegen elven als ik het terrein afrijd. Eerst meteen maar naar de plaatselijke Super in Wick. Een lunch scoren. Je kan het maar vast binnen hebben.
Naar John O’Groates. Nee, er valt inderdaad niks te beleven of te zien. Licht heuvelachtig boerenland met hier en daar wat huizen. Het is het einde van de wereld. Maar… met een zonnetje, en dat heb ik, en negentien graden en blauwe lucht, dat heb ik ook, is alles een stuk aangenamer. Zelfs John O’Groates. Dus ik vind het aardig. Dan draai ik verder naar het westen. Heel langzaam wordt een beetje heuvelachtig behoorlijk heuvelachtig. En gevarieerder. En mooier. En dan krijg ik het idee de Highlands in te rijden. En dan wordt het lastig want wat ga nu opschrijven? Superlatieven schieten tekort. Ik heb op internet alle vele foto’s voorbij zien komen van mensen die graag delen hoe mooi het door hun gevonden stekkie is, maar mijn conclusie is kort: alles is mooi. Je komt ogen tekort. De ene vallei volgt de andere op. Ontelbare beekjes slingeren er doorheen. Dan rij je weer tussen Munroes door. Zo heten die buitengewoon hoge pukkels in Schotland en dan heb je weer zicht op zee of een Loch of weet ik hoe al die dingen heten. Als je overal foto’s wilt maken kom je tijd tekort. Op één of ander uitzichtpunt met een prachtig strandje en de zee erachter, uiteraard, gooi ik de drone omhoog. Ik maak er een korte vlucht van want ik krijg een hoop waarschuwingen op de controller.
Nu is er natuurlijk wel iets aan de hand want ik heb buitengewoon mooi weer. Ik vermoed dat het in de stromende regen minder is. Logisch natuurlijk. Hoe dan ook, ik geniet met volle teugen. Wat verderop naar het westen passeer ik een bord dat een grot aanduidt. Een toeristische attractie. De kenners zullen meteen de naam weten maar mij is het even ontschoten en de naam opzoeken, daar heb ik even geen zin. Want ik tik dit stukje op de hoek van het receptiegebouw van de Scourie Campsite. In… Scourie. Want hier is een redelijke wifi maar in de schaduw is het best fris. Jawel, ook hier schijnt de zon, maar aan de andere kant van het gebouw. Ga daar dan zitten! Heb ik geprobeerd. Daar valt de wifi weg. Die grot dus. Ik klauter de trappen omlaag en kijk rond. Jazeker, die grot is spectaculair. Ik maak de foto’s die iedereen er maakt. Dan weer die trappen omhoog. Als ik weer boven terug bij de motor ben heb ik het niet koud meer. Maar dat was eigenlijk eerder al zo.
Single track roads. Met veel, héél veel potholes. Opletten geblazen. Op de motor is een single track en tegenliggers vrijwel nooit een probleem maar met een camper… Ik kom op zeker moment achter twee van die dingen te rijden. Luxemburgers. Prima. Die mensen willen ook graag eens wat moois zien. Maar in de spiegels kijken, dat doen ze niet. Ik ga links van ze rijden, dan weer rechts. Nope. Ze hebben niks in de gaten. Als ervaren motorrijder lukt inhalen me eigenlijk altijd wel maar nu, met die smalle wegen en al die potholes… gaat niet. Uiteindelijk doemt er een iets langere Passing Spot op, waarvan er trouwens honderden zijn en ze zijn echt nodig, en lukt het me de dingen in te halen. En weer door.
De naam Scourie camping is gevallen. Een aardige dame legt me alles uit en ik ga op zoek naar een prettig grasveldje. Net als ik mijn tentje overeind heb en op het punt sta om mijn spullen naar binnen te slingeren hoor ik iemand verschrikt mijn naam roepen. Huh? Ik kijk op. De aardige manager staat voor mijn neus. Ze is ontdaan. Ik heb mijn tentje opgezet op een veldje dat voor campers bedoeld is. Ik mag hier niet staan. Ze heeft het me echt gezegd, beweert ze. Ik geloof het best maar het is me ontschoten. Die dingen gebeuren. Hoe dan, ik moet de boel weer inpakken en verkassen naar een speciaal tentje-veldje. Ik zeg niks, maar van binnen schieten wat krachttermen door mijn hoofd die ik hier niet ga opschrijven. Als ik het tentje weer in de tas heb komt er een Engelsman naar me toe die me aanbiedt om de tas voor mij naar het andere veldje te dragen. Dan kan ik met de resterende tassen op de motor in één keer daarheen rijden zonder heen en weer te hoeven lopen. Dat is lief! En zo geschiedt. Ik bedank de man met alles wat ik kan verzinnen en hij wuift het weg. Een half uur later sta ik dan eindelijk en ben ik gesetteld. Ik maak wat te eten, doe een kleine afwas, bak koffie, alles heerlijk in de zon. Het leven is goed!
Een kanttekening. De Engelsen zijn niet fanatiek in het bijhouden van de laatste mode op het Europese vasteland is me opgevallen. Er zijn verschillen. Dus voor de dames onder u: als u nog ergens een legging in de kast hebt met bloemetjesmotief en een paar roze sneakers en u komt naar de UK of Schotland, trek dat spul gerust aan. Het kan hier. Niemand die vreemd zal opkijken. Alle vrouwen hier lopen ermee. Ik denk dat de Wibra hier gouden zaken zou doen. Waarvan akte. Is dit erg? Nee, helemaal niet. Leven en laten leven.