Schotland 07 – De NC500. Een stukje dan.

Woensdagavond 8 mei. NC500 staat voor North Coast 500. De 500 geeft het aantal mijlen aan. Iedereen beveelt me aan om die route te rijden. Hij gaat onder andere langs John O’Groats, het meest noordelijke stadje van het Schotse vasteland. Het plan is dus dat ik morgen (donderdag) die route start en dan ergens bij ome John een camping doe. Als ik dit vertel aan een medewerker van de KTM-dealer, die mijn band vanochtend gefikst heeft, kijkt hij me verbaast aan. “John O’Groats? Why? There is nothing! Only nice to take a picture for your logbook!” Kijk, dat is duidelijke taal. Wat wél het geval is, langs de oostkust daarheen zit ook het Dunrobin Castle. Volgens velen een kasteel dat je gezien moet hebben. Ook zitten er verschillende campings die Pods ter beschikking hebben. Ik vind dat wel wat, die Pods. Dus ik pieker nog even.

Het is woensdagavond rond de klok van acht en zit ik op die compleet verlaten camping die toch niet helemaal verlaten blijkt. Want ik hoorde even over vijf een auto aankomen. Ik denk: de eigenaar. Toch niet. Het blijkt een echtpaar uit Brighton dat hier al twee dagen bivakkeert en terugkomt met boodschappen. Ze zijn in een grote pyramidetent gekropen die ook beschikbaar blijken te zijn. Met een houtkachel. Dat had ik eerder moeten weten. Mijn tentje staat al. Leuke mensen en we raken aan de praat. Ruth, de vrouw, weet me te vertellen dat er buiten bij de receptie een cameradeurbel zit. Als ik die indruk krijg ik contact met de eigenaar. Dat doe ik. Ik hoor een vriendelijke stem die blijkbaar mijn ongure hoofd ziet aan de andere kant. Uitkomst: ik moet een email sturen met wat ik gebruikt heb en dan stuurt ze een rekening. Ik vind het best. Ook blijkt dat er allerlei goed werkende faciliteiten zijn waar ik gebruik van mag maken. Warme douches, wastafels en toiletten bijvoorbeeld. Die had ik al gevonden. Ook blijkt de receptie open te zijn maar alleen de achterdeur, Als ik die test vind ik een soort van gemeenschapsruimte met een zitje en tafels met banken. Er is ook electra waar ik mijn accu’s kan opladen. Dat is dus de plek waar ik nu dit deel van dit stukje tik. Want het is nu kloteweer. Het druppen is flinke regen geworden. Ik heb dus mijn eten klaargemaakt in mijn voortentje waar precies mijn stoeltje en klaptafeltje in past. Mijn campinggasbrander doet het prima bovenop dat tafeltje. Het is primitief pionieren maar gek genoeg heb ik er lol in. Zolang het tentje (met luchtbed en slaapzak) van binnen maar droog blijft. Anders wordt het serieus armoe. Volgens de weerberichten zou het in de loop van de nacht droog moeten worden. Dat zou fijn zijn.

Donderdag 9 mei. Het is vijf uur in de ochtend als ik wakker word. Uitstekend geslapen. Ik lig heerlijk, zie de tijd, en draai me weer om. Tegen achten vind ik het tijd worden om wat te gaan doen. Ik kook een eitje, bak koffie en zoek daarna de douches op. Prutsen in een douchecabine ga ik niet doen. Onzin. Er is geen hond op het terrein. De mensen uit Brighton zijn vertrokken. In mijn blote kont loop ik rond in de doucheruimte. De douche is heerlijk. Terug bij het tentje begin ik op het gemak met inpakken. Er schijnt een prettig zonnetje en er is wat blauwe lucht. Hemels. Op deze manier kamperen is super. Accoord, ik ben hypocriet want mensen in Gaza en andere beroerde plaatsen in de wereld moeten dit uit keiharde noodzaak en onder nog slechter omstandigheden. Die hebben geen keuze. Ik doe het voor de lol. Alhoewel er dan weer mensen zijn die niet snappen dat ik dit leuk vind. Negenenveertig weken van het jaar kromliggen om drie krom te kunnen liggen. Ik doe het omdat ik graag af en toe helemaal uit mijn comfortzone wil. Terug naar basic.

Tegen tien uur ben ik ingepakt, heb ik de drone een rondje laten maken en besluit ik om in de receptieruimte veiligheidshalve mijn camerabestanden over te zetten naar een harddrive. Kan ik ook weer even de batterijen opladen. Ik heb zeeën van tijd immers. De rit naar John O’Groats vraagt slechts een ruime drie uur. Terwijl ik hier mee bezig ben arriveert er een bestelbus. Met de naam van dit resort erop. Ik denk: “de eigenaar”. Het blijkt de manager. Een jonge knaap uit Argentinië die het hele jaar in Schotland werkt. Mijn Engels is beter als het zijne. Het is een aardige vent. Ik leg uit wat ik allemaal heb uitgespookt en hij vind het prima. Nu kan ik meteen ook de rekening betalen. Anders had ik dat via email moeten regelen. Tegen twaalf heb ik alles opgeladen en vertrek omhoog. Naar het einde van Engeland.

De route omhoog tot aan Inverness is schitterend. Ik denk dat ik door het noordelijke deel van de Cairngorms rijd. Met bewolking waar de zon prettig tussendoor schijnt en een graad of twintig. Ik heb geen enkele reden tot klagen. Op twee Viewpoints met parkeerplaatsen kijk ik over de dalen, tegen heuvels aan en een Loch ertussen. Bij het eerste Viewpoint lanceer ik de drone. Op het tweede Viewpoint houd ik het beperkt tot foto’s. Maar wat een uitzichten! Langs Inverness over de Motorway, een brug, rechtsaf en dan langs het water, De Moray Firth en dan sla ik weer ergens linksaf, het binnenland in. Volgens een bord blijk ik de Saint Marie Touristic Route te volgen. Of iets dergelijks. Maar… verbluffend. Alleen maar genieten. Mede ook dankzij het heerlijke weer. Ik kom ook nauwelijks nog verkeer tegen. Zo heb ik het graag. Uiteindelijk beland ik weer op de wat drukkere A9 richting het noorden, naar John O’Groates. Ik krijg het Dunrobin Castle. Volgens iedereen móet ik dat zien. Accoord. Het parkeerterrein staat redelijk vol en ik parkeer de motor. Ik heb het nu ronduit warm. Dus tijd om het thermo-binnenjack uit de motorjas te ritsen en in de topkoffer te proppen. Beter. Maar dat Castle? Ik twijfel. Het idee om een eind te gaan sjokken in dat zwarte motorpak spreekt me niet aan. Bovendien is het inmiddels iets over drieën en ik moet nog zeventig mijl voordat ik op de eindbestemming ben. Vroeg in de avond ergens aankomen vind ik niet fijn. Liever rond vijf of zo. Dus ik geloof het Castle wel. Maar als ik de parkeerplaats afrijd op weg naar de uitgang heb ik ineens dat Castle pontificaal recht voor mijn neus. In volle glorie. Het fijne van een motor is dat je het ding vaak gemakkelijk ergens langs de kant kunt gooien. Nu ook en ik scoor mijn foto. De binnenkant van Dunrobin geloof ik wel. Ongetwijfeld staat het vol met meuk dat ik thuis niet in de woonkamer wil hebben en hangen er schilderijen van mannen zoals mijn bedovergrootvader.

Wat me ook opvalt zijn de enorme velden met gele brem. Werkelijk overal. Prachtig. De laatste dertig mijl naar John O’Groats. Maar eerst krijg ik nog een serieuze regenbui. Ik word echt nat. Net op het moment dat ik een plek zoek om de motor neer te zetten, om mijn regenkanarie aan te sjorren, houdt de bui op. Vijfhonderd meter verder is het kurkdroog. Een wereldsysteem. Zo kan ik die buien wel hebben! Ook leuk is de weg zelf want er valt serieus te sturen door de vele bochten. Het landschap? Je zult hier wonen! Wat een desolate bende. Winderig, kaal en ongezellig. Ik heb voortdurend de zee aan mijn rechterkant en daarin valt me een gigantisch windpark op. Honderden wieken draaiend midden in zee. Ongelofelijk. Om bij John te komen moet ik eerst door Wick. Een stadje eronder. Met een enorme Lidl, valt me op. Die hoef ik niet. Wick heeft ook een behoorlijke camping, weet ik. In plaats van kamperen bij John heb ik voorkeur om mijn tentje in Wick neer te zetten. Wick heeft namelijk wat meer om het lijf. Als ik op de camping aankom en de receptie instap vraag ik of de man Pods heeft. Hij kijkt me aan alsof hij water ziet branden. Ik probeer uit te leggen wat een Pod is. En dan valt het kwartje. “Oh, you mean Phhhoooods!”. Ja sorry hoor. Die tongval van mij ook. Excuus. “No, we don’t have Phhhooooods”. Maar ik kan uiteraard mijn tentje pitchen. No problem. Als ik naar buiten stap staat er een andere motorrijder achter me. Ik maak een praatje. De man kijkt naar mijn kentekenplaat en merkt op, in het Nederlands, dat hij ook uit Nederland komt. In no time hebben we een geanimeerd gesprek. Reuze leuk! De tentjes opzetten kan later nog wel.

Als de tentjes staan drone ik even, alhoewel dat een dingetje is want ik krijg een rij mededelingen op de controller die aangeven dat dronen “prohibited” is. Oh? Het lukt me om de waarschuwingen te omzeilen maar ik maak er een korte vlucht van. Ik wil liever geen ruzie. Dan begint het te miezeren en wat later te regenen. Jammer. Een genoeglijk gesprek met Francois, zo heet de Nederlander, op onze klapstoeltjes met een fles wijn in de buitenlucht zit er niet in. We duiken onze tentjes in waar het wél droog is. Wat later op de avond, als de regen een soort van is opgehouden komt een prettig gesprek toch nog tot stand.

Morgen zou het redelijk weer moeten worden. Ik ga verder naar het westen waar Francois net vandaan is gekomen. Hij rijdt de NC500 met de klok mee. Ik tegen de klok in. Dus hij gaat morgen zien wat ik vandaag al gezien heb.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.