Schotland 05 – Het thuishonk van wijlen Queen Elizabeth
Dat wil zeggen, Balmoral Castle, want dat is de hut waar de Queen jarenlang in de zomer rondhing, ligt zes mijl verderop. Iets van tien kilometer vanaf de camping waar ik nu verblijf. Nee, ik heb geen plannen om haar te bezoeken. Dat wordt ook wat lastig trouwens. En die zoon van haar zal er wel niet zijn, denk ik. Die camping, dat is het Braemar Caravan Park, om precies te zijn. Aha! Dus je zit weer in je tentje? Nou…niet helemaal. Toen ik aankwam op dit, overigens erg goed gefaciliteerde, park en tegen de erg aardige receptionist stond aan te kletsen viel mijn oog op een bordje met Pods. Dat zijn huisjes met beperkte voorzieningen maar altijd wel een bed en vaak electra, verwarming en dergelijke. En het geval wil dat het met een winderige twaalf graden best chilly is. Dat zal de komende dagen wel ongeveer voortdurend het geval zijn vermoed ik, dus ik moet daar gewoon aan wennen. Maar als zo’n camping Pods heeft… nou. “Wat moeten die dingen kosten?” vraag ik. “Fifty pounds” krijg ik als antwoord. Iets van zestig euro. Ik ga ervoor. Dan maar even een slappe zak. Als ik de motor wat later naast de Pod heb staan, mijn spullen naar binnen heb gegooid en even snel het sanitair van de camping bekijk (dat heeft een Pod niet) loop ik langs een klein eenpersoons tentje met een Tarpaulin erboven. Er staat een motor bij met een hoes erover. Naast het tentje zit een oude baas, ik schat hem ouder als mijn achtenzestig, op hetzelfde klapstoeltje als ik ook heb dik ingepakt met een muts te kleumen in de frisse wind. Kijk, dat is nog eens een kerel! Mijn tentje heeft zelfs nog iets van een voortent waarin precies mijn stoeltje en mijn klaptafeltje past. Dus ik kan beschut zitten. Deze baas kan dat dus niet. Ik voel me schuldig over mijn luxe Pod. C’est La Vie.
Het Braemer Caravan Park ligt in het Cairngorms National Park. Een natuurgebied in het noord-oosten van Schotland onder Inverness. Veel mensen hebben me aanbevolen hier rond te kijken omdat het prachtig is. En dat klopt. Hoge, ruige heuvels tot zo’n zeshonderd meter hoog waar niks anders op groeit dan alleen mos en die alle kleuren tussen groen en bruin hebben en waar prachtige beken zich doorheen meanderen. De stille wegen slingeren zich door de dalen er tussendoor. Ik vind dit landschap schitterend. Het zou nog mooier zijn met een zonnetje, maar die ga ik deze vakantie niet te zien krijgen ben ik bang. Het weer is grauw en grijs en vochtig, alhoewel ik vandaag geen regen op mijn dak krijg. Dat is in ieder geval iets.
Voordat ik in de Cairngorms beland doe ik eerst een paar snelwegen vanaf Edinburgh naar het noorden. Daar valt weinig over te vertellen. De enige prettige onderbreking is Lundin Links met zijn golfbanen pal aan het strand waar ik mijn drone even uitlaat en wat later Sint Andrews. Als je Google Maps bekijkt snap je dat ik dus de kustweg gevolgd heb. Over die snelwegen trouwens, ik was bijna mijn mobiele telefoon kwijt. Die zet ik vaak vast op een klem op mijn stuur zodat ik die met een eigen stroomkabel tijdens het rijden kan opladen. Alleen die klem mist één van de vier rubber dopjes. Niet spannend, dacht ik. De metalen beugel klemt ook, dacht ik. Totdat op de snelweg bij zo’n honderdtwintig kilometer/uur de telefoon ineens uit de klem schoot. Ik had het pas door toen ik de telefoon, alleen nog vast aan de stroomkabel, ergens voor mijn tanktas zag rondbungelen. Ik heb hem bloedsnel gegrepen en had het geluk dat ik meteen links een soort parkeerhaven zag waar ik de motor kon insturen, Zodat ik, eenmaal gestopt, de telefoon kon opbergen in de tanktas. Ik ben hier toch wel van geschrokken, eerlijk gezegd. Want wat moet je tegenwoordig zonder mobiele telefoon? En al helemaal als je alleen op vakantie bent zoals ik? Dan heb je toch wel een dijk van een probleem. Dus… weg met de klem.
Sint Andrews trouwens, dat is een leuk, pittoresk kuststadje. Ik heb er kort wat rondgewandeld. Er is bijvoorbeeld de Sint Andrews Cathedral alhoewel je dat Cathedral mag weglaten want er zijn slechts wat overblijfselen. Het is een ruïne. Er omheen ligt een begraafplaats waar tientallen oude zerken overeind staan. En dat laatste is een dingetje want de zerken zijn dermate instabiel dat men overal aluminium hekken omheen gezet heeft om te voorkomen dat ze omvallen. En al die aluminium hekken, honderden, zijn niet bevordelijk voor het aangezicht. Ik snap goed waarom ze het doen, maar het ziet er niet uit. Maar Sint Andrews heeft ook een sfeervol historisch centrum. Het is niet groot maar alleszins de moeite waard. Als je de tijd hebt. Die heb ik niet. Ik moet nog drie uur door.
Laatste memorabele ding is, zoals altijd, mijn achterband. Hij gaat uiteraard weer harder achteruit dan ik van tevoren verwacht had. De vijftig kilo bagage doet er geen goed aan natuurlijk. De band zit nog een millimeter van de slijtnokken en voordat ik in Glasgow ben (waar een motorzaak zit die me aan nieuw rubber kan helpen) moet ik nog achtienhonderd kilometer. Ik vermoed dat ik dat net red maar dan zal de band geen profiel meer over hebben. Als alternatief heb ik vandaag een KTM-dealer gebeld die in Aberdeen zit. Dat zit op vijf kwartier rijden vanaf de camping waar ik nu zit. Maar die zaak heeft een muts als receptioniste. “Ik verbind u door met de werkplaats. Oh, ik krijg ze niet te pakken, ze hebben het enorm druk. Kunnen ze u terugbellen?”. Dus ik geef mijn nummer maar niet terugbellen natuurlijk. Ik probeer dit in totaal drie keer. Steeds hetzelfde liedje. “Geeft u uw nummer even meneer”. Ik zeg tegen de muts dat ze mijn nummer maar naast dat vorige briefje moet leggen. “Ze hebben het enorm druk meneer!”. Eind van het verhaal: ik ben niet teruggebeld. Uiteraard. Volgens de website en Google Maps is het een grote zaak en ik overweeg om morgenochtend gewoon er naartoe te rijden en dan terplekke te gaan ervaren hoe servicegericht ze écht zijn. En als ze me wegsturen, dan krijgen ze een beroerde review op Internet en dan maar kijken of het gaat lukken met de band naar Glasgow.