Schotland 04 – Edinburgh, een bezienswaardigheid!

Maandag 6 mei. Vroeg wakker in mijn ruime hotelkamer in het mondaine Brittania. Eerst koffie. Er is een waterkoker. Van twee liter. Die past niet onder de kraan van de wastafel. Vullen kan alleen onder de douche. Goed over nagedacht. Gelukkig heb ik een eigen waterkoker, een opvouwbare, en die past gemakkelijk onder de kraan. Bij het bureautje is geen stoeltje maar het lukt prima met een glazen bijzettafel. Het zijn slechts details. Niets om wakker van te liggen. En dat deed ik niet vannacht.

In de lobby bij de receptie is vrij beschikbaar wifi maar mijn laptop weigert het. Vermoedelijk omdat de veiligheidsinstellingen van mijn laptop een open, onbeveiligd wifi blokkeren. Hoe dan ook, ik krijg het niet aan de praat. Gelukkig is het mobiele 4G-netwerk van de stad uitstekend en retesnel. Met mijn telefoon als Hotspot doet mijn laptop het vlekkeloos. Jawel, dat gaat via mijn eigen bundel. Als meneer KPN het te gortig vindt worden krijg ik altijd een SMS en mag ik bijbetalen.

Het regent. Hard. Veel haast om op pad te gaan heb ik niet maar tenslotte, rond half elf in de ochtend, trek ik de stoute schoenen aan. Goretex schoenen. Waterdicht. Ik pak ook een paraplu en stap de deur uit, op weg naar Edinburgh Old Town. Ik ben vijf minuten onderweg als ik ontdek dat mijn jeans best veel water krijgt. En dat pluutje dat ik steeds moet vasthouden… hmmmm. Ik besluit om te keren en terug te gaan naar het hotel waar ik slimmere oplossingen op de kamer heb. En zo ben ik een kwartier later opnieuw op pad maar nu met een waterafstotende skibroek aan en mijn hoed op. Die hoed, daar gaat straks mijn muskietennet overheen als ik over een week in de Highlands opgevreten ga worden door de midgets. En ik heb een rugtasje omgehangen voor… je weet nooit. U leest het: deze jongen heeft overal goed over nagedacht. Stevig doorstappend zwaai ik tevens in het rond met mijn driehonderdzestig graden camera. Het ding zit normaal op mijn stuur maar voor een Edinburgh bezoek lijkt hij me ook prima geschikt.

Bij een bushalte valt mijn oog op een groene dubbeldekker met “City trips” op de zijkant. Ik ben eigenlijk niet zo van deze manier van sightseeing maar in dit takkeweer… ik stap de bus in en vraag aan de chauffeur of ik bij hem een kaartje kan kopen. Dat blijkt te kunnen. Ik krijg ook meteen een stortvloed aan informatie. De man is reuze behulpzaam maar dit ga ik allemaal niet onthouden. Betalen kan draadloos. Ik zoek een plek achter beslagen ramen. Dat is niks. Dan maar de trap op en kijken of ik op het bovendek terecht kan. Dat is voor de helft open maar ik vind nog een stoeltje op de grens. Ik zet net droog. Nu geen beslagen ramen. Ik heb uitzicht. Top. De bus wriemelt door nauwe straten in de binnenstad. Dan gaat mijn telefoon. Olga aan de lijn. Ze wil graag weten hoe het met me gaat. Prima! Ik vertel in geuren en kleuren over deze bus.

Dan zie ik Edinburgh Castle. Ik vraag de chauffeur of ik eruit mag. Dat mag. Ik mag ook weer opnieuw opstappen met mijn kaartje, legt hij uit. Da’s mooi. Ik bevind me op de Royal Mile. Samen met veertigduizend andere paraplu’s en wandelende regenponcho’s. Ik heb ze niet geteld. Het is gewoon een gok. Het kunnen er ook honderd minder zijn. Ik loop naar de ingang van Edinburgh Castle want ik wil toch wel eens die glimmertjes van koningin Elizabeth zien. Alhoewel, de juwelen zullen nu van Charles zijn denk ik. Het spul schijnt in een kerker te liggen. Maar helaas, kaartjes moeten van tevoren gekocht worden en de boel is voor vandaag volgeboekt, lees ik op een bord. Dan maar niet. En dus loop ik in de zeikregen Old Town in de rondte. Dat is geen straf, los van die regen dan. Het gebied is schitterend. Echt. Gebouwen van honderden jaren oud, imposante beeldhouwwerken, kerken, pubs met prachtige namen (The Last Drop) op schitterende oude gevels. Het doet enorm aan Harry Potter denken. En dat klopt ook want die heeft hier zijn eigen feestartikelenwinkel. Waar een flinke rij mensen voor de deur staat te wachten om naar binnen te mogen. Dat hoef ik niet. Wat moet ik met een vliegende bezemsteel? Daar valt geen fatsoenlijke bocht mee te rijden. Met mijn KTM wél.

Wat ook opvalt zijn de vele zakpijpers. In volledig ornaat (met Schotse Kilt; ik heb ze niet gevraagd wat ze eronder aan hebben) blazen de mannen hun zak leeg. Ik herken zelfs mijn eigen zakpijper! Hij staat elk jaar buiten te blazen bij de ingang van het Whiskyfestival in de Haagse Grote kerk in November, waar ik al jaren met vrienden naartoe ga. Ik geloof dat hij Joop heet. Wat nog meer opvalt zijn de grote aantallen indianen. Het is duidelijk dat de economie van India draait als een tierelier. De mensen die het gemaakt hebben geven hier hun geld uit, blijkbaar.

Uiteindelijk, het is rond de klok van drie, vang ik de terugtocht aan. Het is ook droog geworden. En dan zie ik ineens in een ooghoek een hek met een bordje “St. Cuthbert’s Kirkyard”. Een stokoude begraafplaats. Ik naar binnen. Kost niks. Best een unicum want alles in Edinburgh kost (veel) geld. Misschien vind ik dit nog wel de mooiste plek van de stad. Honderden jaren oude praalgraven, de meeste fors vervallen, en grote zerken die verhalen over mensen die ergens in jaar zeventienhonderdzoveel gestorven zijn. Alles is zwaar met mos begroeid. Juist het verval van de oude zerken levert prachtige foto’s op. De zerken staan ook dwars door elkaar en staan schots en scheef. Het levert een magnifieke sfeer op. En weer door.

Ik passeer de “St. John’s Scottish Episcopal Church”. In een opwelling besluit ik naar binnen te lopen. De kerk is niet heel bijzonder en vrijwel verlaten maar in een hoekje staan een drietal mensen achter een tafel over thee te keuvelen. Ik van het gesprek op. Thee is een dingetje in een Engeland. Met een enorme traditie erachter. Ik kijk de vrouw eens aan, ze merkt het, en ze vraagt me of ik thee wil. Jawel, dat wil ik. Nou, eigenlijk niet maar ik ben nieuwsgierig. Ik vraag haar naar de Engelse theetraditie en ik krijg uitleg. Leuk! Naast haar staat een jongen die meteen enthousiast meedoet. Zijn gezicht valt me direct op. Hij is ooit zwaar verbrand en zijn gezicht is één en al litteken. Hij vraagt of een wolkje melk in de thee wil. Nee! Grijnzend zegt hij dat hij diep teleurgesteld in mij is. “So you want Peeliewheeny tea?”. Yes, I do. Ik raak in gesprek met het gezelschap (er komt nog een dame bij zitten) en het is even gezellig. Ze vragen in welk hotel ik verblijf. “The Brittania” antwoord ik. Ze kijken geschokt. Of het werkelijk zo slecht is als beweerd wordt? Kakkerlakken in de bedden? Berovingen van gasten? Inbraak? Ik antwoord naar waarheid dat ik tot zover eigenlijk geen klachten heb. Waarvan akte. Als ik wat later de mensen gedag zeg (ik hoef niets te betalen) en de kerk verlaat om het hotel weer op te zoeken merk ik dat ik harder wandel dan normaal. Want ik heb aardig wat waardevolle spullen op de kamer liggen. Zoals bijvoorbeeld een laptop en een drone. En ook mijn paspoort, trouwens. Dat laatste is dom. Ik geef het toe. De electronica is vreselijk balen als het gejat wordt maar het is vervangbaar en ik heb een goede reisverzekering.

Als ik de deur van mijn kamer open en snel rondkijk zie ik dat alles er nog is. Pfffff. Tegelijkertijd is het ook weer een minpuntje want meestal, als je meerdere dagen in een hotel verblijft, wordt in je afwezigheid de kamer schoongemaakt, voor zover nodig. Vaak worden ook handdoeken vervangen. Hier niet dus. De handdoek die ik vanochtend met douchen gebruikt heb ligt nog op de grond. Maar, gezien de verhalen vind ik het helemaal prima dat ze me met rust laten. Vanavond zal ik echter toch weer even van de kamer moeten. Om een restaurantje te zoeken. Dan neem ik mijn paspoort mee. Beloofd.

 

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.