Pyreneeën. Ja, alweer! 07 – Afscheid
Vrijdag 21 juni. Cahors. We komen aan rond de klok van vijf in de middag. Na een best lange rit van driehonderdvijfenzestig kilometer vanuit Jaca. Cahors is een leuke stad. Niet enorm groot maar wél met veel historie. De rivier de Lot stroomt er in een grote bocht omheen. Mooie bruggen. Pittoresk. We stoppen voor de deur van het Best Western net buiten het centrum. Een luxe vier sterrentent. Als we afgestapt zijn staan Steven en Dennis te puzzelen. Wat te doen? Want ze moeten naar Annecy waar de bus met aanhanger staat. Geen keus. Morgen, zaterdag is het vijfhonderdvijftig kilometer rijden daarheen. Zesenhalf uur. Zonder stoppen. Een heel eind. Dat wisten we vantevoren. Vanaf Annecy is het opnieuw duizend kilometer naar huis. Ook een bloedeind. Wisten we ook. Maar de mannen hikken er een beetje tegenaan. Dat is niet vreemd. JanPaul heeft in het hotel gevraagd of er kamers beschikbaar zijn. Geen probleem. Steven en Dennis besluiten toch anders: ze gaan alvast een stukje van de route van morgen rijden. Dan winnen ze anderhalf uur. Dan zijn ze wat vroeger in Annecy, laden ze daar meteen de brommers op de aanhanger en kunnen ze alvast een stuk met de auto. Een goed plan. JanPaul en ik hoeven niet over Annecy. Wij kunnen meteen omhoog naar het noorden. En zo doen we het.
In het hotel doen we nog even een drankje en dan nemen we afscheid. De lucht is nogal grijs en Steven en Dennis besluiten om maar meteen de regenpakken aan te trekken. Als ze daar mee bezig zijn vallen de eerste druppels. Dan huggen. Ik heb er een beetje moeite mee. Afscheid nemen is nooit leuk. Dan vertrekken de jongens en lopen JP en ik naar de kamer. Twee uur later krijgen we een appje van Steven. Ze zijn anderhalf uur opgeschoten en hebben een kamer gevonden in een Ibis Budget in een stadje dat Rodez heet. Ze hebben voornamelijk in de zon gereden. Mooi. Dat maakt me blij.
De rit vanuit Jaca voert ons langs CanFranc. Een schitterende gerestaureerd oud treinstation vrijwel op de grens met Frankrijk, dat nu dienst doet als hotel. Van een prijscategorie waar we niks van willen weten. We stoppen, we kijken rond, we maken foto’s en ik gooi de drone omhoog. Het hete spul is inderdaad prachtig. Als we de route vervolgen, over de grens Frankrijk in, ontdekken we dat de hele omgeving hier ook genieten is. Een mooie weg die zich tussen indrukwekkende bergen door wringt. Maar met twaalf graden is het ook nogal koud. Ik heb er in mijn pak weinig last van maar Steven in zijn leren jackie? Hij zit te koukleumen.
De Franse Pyreneeën. Ook mooi. We doen de Col de Marie-Blanque. Een smalle slingerweg naar zo’n negenhonderd meter hoogte die door bossen gaat. De Tour de France is er met enige regelmaat overheen gereden. Dat is geen garantie voor feest. De enige uitdaging vormt voor ons de vele wielrenners die naar boven zweten en puffen. Eenmaal op de top… is er niks. Er staat een bord met “gefeliciteerd” of iets dergelijks. Succes! Daarna verlaten we de Pyreneeën en passeren Lourdes. We parkeren de motoren vrijwel naast de kathedraal en kijken er even rond. En maken de verplichte foto’s. Als we daarna verder rijden komen we door de winkelstraatjes van Lourdes die verstopt zitten met tientallen souvenirwinkeltjes waar overal dezelfde meuk verkocht wordt. Behalve een bedevaartsoord is Lourdes ook een commerciële feestartikelenwinkel.
We belanden op de saaie Route National met zijn rechttoe-rechtaan wegen. Vervelend. Het weer werkt gelukkig mee. Jawel, overal dikke grijze wolken waar af en toe de zon doorheen komt maar we merken dat we voornamelijk om de buien heen en erlangs rijden. We krijgen af en toe een spetter maar het stelt niks voor. Da’s dan weer mooi. Rond een uur willen we een lunch. Maar in de dorpen waar we doorheen komen zijn de meeste Boulangeries gesloten. Dan ontdekt Steven een Friterie. Die is open. Parkeren en naar binnen. We willen eigenlijk alleen een frietje maar dat ontdekken we niet op het menu. Dan maar een frikandel op een broodje met een frietje. dat staat wél op het menu. We doen alle vier mee en gaan zitten. Het spul wordt gebracht. Ik krijg een dienblad met een enorm stokbrood met twee frikandellen en een enorme berg friet. Ik denk: “de friet is voor vier personen”. Bijna. De mannen krijgen zo’n zelfde dienblad! We hebben nu friet waar we de hele Kalverstraat een maand mee kunnen voeden. JP schiet in de lach maar mij irriteert het. Omdat het volkomen mesjokke is. Uiteindelijk krijgen we de frikandellen naar binnen maar de berg friet houden we voor gezien. Als we het etablissement verlaten laten we een hele tafel met friet achter. Misschien voor de volgende gasten?
We ruilen de Route National in voor de D-953. Die weg is stukken mooier. Vrijwel geen verkeer meer en hij slingert door de velden en tussen de landerijen door. Nog een half uur naar Cahors en na een benzinestop, waar we de regenpakken aansjorren vanwege de zwarte lucht die eraan komt, krijgen we dan inderdaad een flinke slok water over ons heen. De pakken doen hun werk. Onze timing is perfect.
JP en ik verkennen Cahors nadat we Steven en Dennis gedag hebben gezegd. In het centrum is een soort muziekfestival aan de gang. We zien en horen verschillende amateurbandjes die hun stinkende best staan te doen. Het is druk en erg gezellig in het centrum. Cahors bruist. Ook omdat het nu heerlijk weer is. Ik sta de muzikanten aan te horen en ik geniet. Niets leuker dan life muziek en amateurbandjes horen spelen. Vooral als het ook nog een beetje klinkt. En de drummer een beetje maat houdt en raad weet met de potten en pannen. Dat is hier best voor elkaar. Tenslotte dan toch maar naar de kamer.
Morgen? Weten we nog niet precies. Omhoog. Dat in ieder geval.