Pyreneeën. Ja, alweer! 01
Vrijdag 14 juni. JanPaul en ik hebben afgesproken in Maastricht. In een leuke pub aan de Maas. Da’s een rivier die eindigt in Rotterdam maar hier, een stukje stroomopwaarts, is het ook een leuke slok water. Het is enkele minuten over tien in de ochtend als ik er voor de deur sta. Ik heb mijn jiffy nauwelijks uitgeklapt of JanPaul staat naast me. Dat heet timing. Strakke organisatie. Daar houden wij van. JanPaul woont in Apeldoorn en heeft er dus nu alreeds twee uur sturen op zitten. Ik ook. Maastricht is niet naast de deur tenslotte. Maar dat alles mag de pret niet drukken. Ons plan: naar de Pyreneeën. Samen met zoon Steven en vriend Dennis. Waar zijn die dan? Niet in Maastricht! Nee, we gaan ze zien in Annecy, een gat vlak onder Genève. Zij vertrekken morgenochtend. Met een trailer achter de auto waarop hun brommers zitten gesjord. Het zijn jonge gasten en de jeugd van tegenwoordig wil graag motorrijden maar niet als ze dan pijn in hun reet krijgen. Watjes. Ijzeren schepen en houten kerels. Vroeger was dat andersom.
Steven en Dennis willen vrijdagnacht om drie uur gaan rijden. Want de mannen moeten vrijdag nog werken. JanPaul en ik zijn daar flexibeler in en dus brommeren wij vandaag, vanaf huis, natuurlijk, en zo vinden we onszelf dus terug in een pub langs de Maas met een prettige kersenvlaai en een bak koffie voor de neus. Hemels. En dan rijden. Ons doel: de Vogezen. Dat ligt ongeveer halverwege de route naar Annecy. Een prima ankerpunt dus. En dan morgen vanaf daar naar Annecy. Strak plan. Dat hele plan, naar de Pyreneeën, had wat voeten in de aarde. Want eigenlijk wilde Steven naar Zwitserland en dan over de Stelvio naar de Dolomieten en dan over Oostenrijk terug. Maar de weersverwachtingen zijn naatje. Echt naatje. Heel West-Europa is eigenlijk naatje. We willen zon! En die zou ik Noord-Spanje moeten schijnen, zo wordt beweerd. Vandaar dus. Naar de Pyreneeën. Ja. Alweer.
JanPaul en ik treffen het met het weer. We rijden droog en we zien met enige regelmaat iets wat op zon lijkt. Totdat we Luxemburg binnenrijden. Daar regent het. Een vervelende miezer onder een mooie, grijze lucht. Bah. Dan de grens over Frankrijk in. Daar begint de zon weer te schijnen. Dat vinden we toch wel beter. En dat blijft zo tot we bovenin de Vogezen belanden. Het laatste uur voordat we het hotel bereiken bonken we nog even over de Col de la Schlucht. Mooi sturen. Behalve onder de bomen waar het wegdek nog steeds nattig is. We weten daar gelukkig raad mee. Dan vinden we het hotel. In Xonrupt-Langemer. Dat hotel heet Interlaken en voor mij is dat een stek met enige historie. Ik ben er eerder geweest. Met mijn motorkluppie, inmiddels al jaren ter ziele, in 2007. Met Hemelvaart. Daarna nog een keer met mijn broer, zijn zoon Mark en Rob Kroon, die tot ons grote verdriet al een paar jaar niet meer onder ons is. De laatste keer dat ik in Interlaken bivakkeerde was het een bouwval en dineerden we buiten, in een grote tent die door heteluchtkanonnen verwarmd werd. Maar een paar jaar geleden, toen ik er toevallig langs kwam was Interlaken herbouwd. Compleet. Vanaf de grond. En dus vond ik het leuk om opnieuw hier een kamer te boeken.
JanPaul en ik checken in. De motoren kunnen in de garage. We betreden de kamer om onze spullen neer te gooien. We beoordelen de boel en we zijn stomverbaasd. Werkelijk aan alles is gedacht. Toilet, badkamer, zelden zoiets moderns gezien. Mooi ook. Overal automatische LED-verlichting. Zelfs onder de bedden. Da’s best handig als je er ‘s-nachts uit moet. Van de LED-verlichting in de douche kunnen we de kleur kiezen. Leuk! Douchen met paarse verlichting. USB-contacten in de muur, stopcontacten… het klopt als een bus. De hele tent…. super. Echt. We dineren met een leuke wijn en ook hier… geen klachten. Hotel Interlaken is een aanrader. Nu wel.
Zaterdag 15 juni. Ontbijt slaan we over. We gaan geen dertig euries dokken voor een paar croissants en een bak pleur. Inpakken en opladen. Het regent. Nogal. Een grijze, grauwe lucht. De Vogezen zijn niet voor niks zo groen. Dus we sjorren meteen de regenpakken aan. Dan rijden. Op de zeiknatte wegen moeten we even wennen. Zo slecht had ik het niet in Schotland. We mogen meteen de Routes des Crêtes op. En opnieuw de Col de la Schlucht. In de zeikregen is dat alles geen feest. En dan, om ons te pesten, hebben de Fransen de wegen aangepakt. Dat eindigt altijd met grind. Overal. Dertien kilometer lang. Dat betekent dat we op eieren onze weg zoeken. Veertig km/u is al hard. Maar ook dat lukt ons. We beginnen er zelfs aan te wennen. Als we tenslotte de Vogezen achter ons laten wordt het droog en breekt de zon door. Stukken beter! Rond een uur of elf zien we in de ooghoek een Boulangerie. Daar scoren we ons ontbijt. Chocolade-croissants en koffie. Hemels. En weer door. De route voert ons door de Doubs en daarna de Jura. Het is niet de eerste keer dat we dit rijden en ik begin het te herkennen. Een slecht teken eigenlijk. Eigenlijk moet ik van verwondering om me heen kijken zoals een baby naar de eerste rammelaar. Maar na al die jaren door Frankrijk raak ik uitgerammeld. Toch is het genieten. Vooral als de zon schijnt. Wat altijd hier een feit is: de rust. Weinig verkeer. Een verademing als je de drukke Randstad gewend bent.
Rond een uur of drie vinden we een tweede Boulangerie voor de lunch. We herkennen de tent. We zijn er al twee keer eerder geweest. Als we het etablissement betreden worden we welkom geheten door de eigenaresse. “Aahhhh monsieur Putting! Une croissant et un jus d’orange?” Nee hoor, onzin. Ze herkent me niet. Ik haar ook niet. Zou ze een leuke bos hout voor de deur gehad hebben, dan zou ik me dat wel herinnert hebben. Dat is niet het geval. Een doorrrr…. Het laatste stukje van de Haut-Jura geeft JanPaul en mij een prachtige stuurweg door een kloof maar met die bestelautootjes voor onze snuffert is sturen lastig. We moeten om die kisten heen en dat duurt soms even. Maar ook deze uitdaging kunnen we aan. Aan al het moois komt een eind want Genève begint zich aan te dienen. De wegen worden drukker. Flink drukker. En dan komt Annecy in beeld. Ik heb de route zo gepland dat ie pal voor de deur van het hotel eindigt. Da’s wel zo handig. Steven en Dennis zijn er al ruim een uur. Horen wij. Ze hebben de motoren netjes op het parkeerterreintje gezet en de bus met aanhanger is ook netjes geregeld. Top. Het is leuk om de mannen te zien. Handen schudden en kennismaken want JanPaul en Dennis hebben elkaar nog niet eerder ontmoet. Dat is bij deze geregeld. ‘s-Avonds een hapje eten en een drankje. En dan morgen…. richting de Mont Ventoux. En de Pyreneeën. We zijn benieuwd. Dat geldt met name voor Dennis want voor hem is dit alles een compleet nieuwe ervaring. We gaan het beleven.