Nog even naar de Dollemieten – 7
“Goed gedaan, oude racer”, zegt Christa. Ik schiet in de lach. Het is een treffende karakterisering. Geen speld tussen te krijgen. Christa is de vrouw van Jan-Paul. Het is vijf uur in de middag. We staan op het plein naast de kathedraal van Ottobeuren. Het eindpunt van vandaag. Het eindpunt van de hele Promotor week. Jammer. Het zit erop. We zijn weer terug op de plek waar we een week geleden begonnen zijn. We ronden het af met een sorbet. Jan-Paul en Christa zijn leuke, lieve mensen die ik de afgelopen week heb leren kennen. Jan-Paul rijdt een GS1200, uiteraard, het zal eens niet. Christa brommert een BMW 700. En beide gummen lekker weg en ze gebruiken de hele band. Christa ook. Twee dagen eerder, toen we de Monte Boldone afbliezen reed ze voor me. Het ging van dik hout en ze zat er geen seconde mee. Stoer. Gisteravond, toen we in Molveno aan de barbecue zaten heb ik gevraagd of ze het leuk zouden vinden vandaag met Anton en mij mee te rijden. Dat vinden ze.
Het is iets voor negen als we wegrijden bij het hotel. Het weer? Tsja, het wordt saai maar het is opnieuw prachtig. Het is niet eens koud. Ik rijd de kop en gevieren doen we de eerste kilometers. Hetzelfde stuk wat we al drie keer eerder hebben gereden en ik begin de weg te kennen. En die is schitterend. Maar dat blijft niet zo. We moeten door en langs Bolsano. Druk. Files. Het wordt een oefening kruip-door-sluip-door. Het voordeel van een motor is dat je er langs en er tussendoor kan. Meestal. Tenslotte laten we Bolsano achter ons en wordt het rustiger. Dan op weg naar de Timmelsjoch.
Het is de eerste keer dat ik de Timmelsjoch op rijd vanaf de zuidkant. Schitterend. Alleen jammer van die Italiaan in zijn oude kut-Opel. Omdat het niet opschiet haal ik hem in. Er is ruimte vooruit dus ik gebaar naar mijn vrienden dat ze ook kunnen inhalen. Maar die pastavreter gaat douwen met die Opel. M’n vrienden durven er niet omheen en de Opel gaat op mijn wiel hangen. Maar Berlusconi heeft niet op mijn KTM gerekend. Ik draai de kraan open en in drie tellen ben ik de eikel kwijt. Wat verderop, een prachtig uitzicht. Ik gooi bij wegwerkzaamheden met een stoplicht de brommer langs de kant voor een fotootje. Dan komt Berlusconi voorbij. Ik kijk even naar de kerel. Inderdaad. Een eikel. Zonder facelift. Berlusconi wèl. Wel zes. Maar dat kan de eikel niet betalen uiteraard. Hij rijdt niet voor niks in zo’n oude Opel. We nemen ruim de tijd voor ons fotowerk. We hebben de pastavreter niet meer terug gezien. De uitzichten vanaf de flanken van de Timmelsjoch zijn fenomenaal. We komen boven bij dat ijzeren uitkijkpunt. Dat ding waar je in kunt om te kijken maar waar je niet naar voren kunt lopen omdat ie dan voorover dondert.
De Timmelsjoch gedaan. Op naar de Fernpas. Dat gaat fout want Christa rijdt ergens een verkeerde afslag terwijl J-P en ik al ver vooruit zijn. We kijken, niks, brommers langs de kant en wachten, niks. Tenslotte spreken we af dat J-P blijft wachten en ik terug rijd. En ik moet een flink eind terug. Ik rijd iets vlotter dan de Oostenrijkers goed vinden. Hopelijk ben ik niet geflitst. Dan zie ik Anton en Christa rijden. Zwaaien, keren en weer op weg naar de plek waar J-P staat. We zijn weer compleet. Hatseflats. Naar de Fernpas. Ik weet al, dat wordt ellende. En inderdaad. Het is er druk. Zoals altijd. Hopeloos. Toch zien J-P en ik kans om het blik voorbij te komen. Als we eenmaal de laatste naar boven kruipende vrachtauto voorbij zijn….ruimte. Geen blik meer te zien. Eindelijk kunnen we een beetje sturen. En dat doen we! De grens over, Oostenrijk in. J-P en ik zetten de brommers langs de kant om Christa en Anton er weer bij te krijgen. Zij zijn blijven steken in de drukte op de Fernpas. Als we weer compleet zijn rijden we Duitsland in. Een stuk snelweg en dan doen we het laatste stuk binnendoor naar Ottobeuren. Daar heeft reisleider Stefan zijn best nog opgedaan want hij heeft er iets leuks van gemaakt. Mooie slingerwegen door Duitse bossen en velden. Ik gum er in een fors tempo doorheen. Die GS van J-P blijf ik in mijn spiegels zien. J-P weigert los te laten. Hmmmm. Beetje jammer, maar wel stoer. Het tempo nog verder opschroeven vind ik niet verantwoord. Er zijn grenzen. In de dorpjes doen we het netjes en houden we ons aan de wettelijke snelheden. Dan komt de kathedraal van Ottobeuren in zicht. Een imposant ding. Dan nog een paar hoeken om, en klaar is Kees. Zie helemaal bovenaan.
In hotel St. Ulrich eten Anton en ik een hapje. J-P en Christa zitten in een hotel iets verderop. Ze komen nog even langs voor een borrel en om afscheid te nemen. Het feest zit erop. Jammer. Want de week was in alle opzichten helemaal top. Morgen mag ik nog even achthonderdvijftig kilometer naar huis stuffen. Autobahnen en zo. Hopelijk is het niet al te druk.