Nog even naar de Dollemieten – 2
Als ik tegen de klok van acht weg rijd is het mistig. Het zicht is voldoende maar als ik bij Kempten Oostenrijk in rijd zie ik weinig van de omgeving. Da’s jammer. De route gaat door Tirol. Het is een hoek waar ik nauwelijks met de motor ben geweest. Omdat in Oostenrijk het weer een dingetje is. Het is niet voor niks zo groen! Nu is er geen dingetje. Na een uur is de mist verdwenen en krijg ik zon. Een strakblauwe lucht. En dan is Tirol schitterend. De route gaat door Lech. Ik heb even gekeken maar Willem-Alexander was er niet. Maxima ook niet. Kijk, dat Alex verstek gaat zal me jeuken maar geen Maxima is toch wel jammer. Daar had ik best een kopje thee mee willen drinken. Met een wolkje melk. Daar wil ik best voor zorgen.
Vanuit Tirol gaat de route naar Italië via de Reschenpas. Daar is weinig aan. De route is razend populair, het is bovendien zondag en prachtig weer. Dus rijd ik tussen blik. Kilometers lang. Saai. Inhalen is zinloos. Dan kan je honderden auto’s proberen voorbij te steken en da’s geen doen. Ik bezit mijn ziel in lijdzaamheid. Het voordeel is, je ziet wat van de omgeving. De Reschenpas gaat langs dat meer waar dat kerktorentje in het water staat.
Ooit, toen dat stuwmeer werd aangelegd, was er een dorpje. Dat hebben ze opgeofferd aan het water. Alleen dat torentje is nog te zien. Of ze destijds de lokale bevolking eerst geëvacueerd hebben vertelt het verhaal niet. Laat ik gemakshalve aannemen dat ze dat gedaan hebben. Anders wordt het verhaal ongezellig. Hoe dan ook, dat torentje is een toeristische trekpleister. Iedereen wil het zien. Dus nog drukker. Terwijl er geen moer aan is. Gewoon een torentje. In het water. Pfffff.
Het is rond één uur ‘s-middags als ik in het gebied van de Stelvio beland. Het zit niet in de route maar ik neem hem mee. Ik ben er nu toch. Ik rijd erheen via de Umbrailpas. Smal en veel, heel veel haarspeldbochten. Gas geven, remmen en goed mikken. Maar schitterend. Mede dankzij het fantastische weer is het genieten geblazen. Dan, bij de splitsing, de laatste twintig slingers omhoog naar de drukte bovenop de Stelvio. Parkeren, snel een fotootje en dan wegwezen. Ja, het is er mooi. Ja, het uitzicht is prachtig maar het is er een gekkenhuis. Je kan je motor nauwelijks kwijt. Weer omlaag. Ik rijd tussen groepen motorrijders naar beneden richting Bormio en het is opletten geblazen. Dan de Gavia op. En hier geen drukte. Ik doe het op mijn gemak want smal. De Gavia heeft ook beroerd asfalt. Gaten, hobbels en scheuren. Ik schakel de vering in de Comfort stand. Dan is het goed te doen. De weg is maar twee meter breed. Hooguit. Auto’s met tegenliggers hebben er een probleem. Geen vangrail. Alleen hier en daar een steen. En dan een diepe afgrond. Maar de uitzichten zijn fenomenaal mooi.
Na de Gavia mag ik de passo di Tonale doen. Dat is een feest. Breed, prachtig asfalt en ontelbare redelijk overzichtelijke bochten. En een hoop motorrijders die denken dat ze Rossi zijn. Dat zijn ze niet. Ze komen me tegemoet wat maakt dat ik supergeconcentreerd op de brommer zit. En goed rechts houdt. Sommige van die knapen snijden bochten af. Dan kan ik ze maar beter ruimte geven anders kan ik straks dit stukkie niet tikken.
Tenslotte nog de Mendola pas en dan de laatste kilometers naar het hotel in Molveno. Het is kwart over vijf als ik incheck. Vlot gedaan. Alles bij elkaar heb ik vandaag haast vijfhonderd kilometer weggeprutteld. Binnendoor inclusief passen. Maar toegegeven, ik stop weinig. In m’n eentje op een terrasje, daar vind ik geen reet aan. Bij de benzinepomp prop ik er een stuk chocola in en dan weer gáán met die banaan!
‘s-Avonds aan het diner wisselt iedereen de sterk verhalen en belevenissen uit. Ik doe mee. Gezellig. Op deze manier is zo’n groepsreis een prima concept.
Prachtige foto’s Ron!