Naar de Pyreneeën (7). Nogmaals soppen
Dat Spaans van ons, dat is een dingetje. Niet, eigenlijk. En dat geeft ook niet. Die Marc Marquez vind ik toch een arrogante eikel. Maar als we in het restaurant iets willen bestellen…moeilijk. Google Translate is handig, totdat die mensen beginnen terug te lullen. Sta je te hannesen met die mobiel, moet je duidelijk zien te maken of ze dat geratel nog een keer kunnen herhalen zodat je nu wèl eerst het goede knopje kunt indrukken. Begrijpt Google er vervolgens geen jota van. Kortom, gedoe. Die kaart, daar kunnen we geen chocola van maken. Maar toen was er ineens die gezellige jongedame. Een parttime serveerster. Denken wij. Aardige meid. Ze spreekt een beetje Engels. En ze biedt aan ons te helpen met die kaart. Prettig. Bijzonder prettig. We merken dat ze het leuk vindt om haar Engels op ons te oefenen. Dat vinden wij prima. Dan proberen wij ons Spaans op haar. Alleen Spaans, geen misverstanden alstublieft! Dat leidt ertoe dat ik een keurig stukje lamsvlees krijg en Cor een heel lam. De bonk past nauwelijks op zijn bord. Hilariteit. De serveerster vertelt dat het een delicatesse is. Oh ja? Nou….
Ontbijt in ons hotel. Ook zo’n dingetje. Olga, mijn vrouw, heeft graag een lopend buffet. Zo één waarvoor je een kwartier nodig hebt om er omheen te komen. Zo één dat helemaal vol ligt met handel waar je nooit, maar dan ook nooit, gebruik van maakt. Maar het staat zo gezellig. Het houdt in dat ik nooit met Olga naar deze hut in Ochagavia kan. Want hier valt niks te lopen. Je gaat zitten en dan krijg je wat de pot schaft. Punt. Dat blijkt een glas vers geperste jus d’orange, thee of koffie, een croissant (één) en een mandje met geroosterd stokbrood. Die kurkdroge harde dingen waarbij je zes keer moet slikken om het door je huig te krijgen. En je heerlijke jus d’orange eraan gaat omdat het met slikken niet lukt. Nee, in dit hotel geen gefrituurde haring op een bedje van oregano gelardeerd met pijnboompitten. Jammer. Ik ben gek op pijnboompitten. Die haring niet. Die kan me gestolen worden. Maar dat hoeft in deze hut dus niet. Want het is er niet. Is dit erg? Nee. Totaal niet. Nigel Farage met zijn slappe gelul over Brexit, dát is erg.
Vandaag de laatste rondrit vanuit Ochagavia. Iets van tweehonderdvijftig kilometer. En het is opnieuw soppen, zo mooi. Nee, ik ga niet opnieuw uitweiden over die geweldige stuurwegen (alweer), over die prachtige omgeving (alweer) met zijn fenomenale vergezichten (opnieuw), over de stille wegen (nog steeds) of over de pittoreske dorpjes (veel). Ik doe het niet. Stap op die brommer, vergeet die drukte in de Eifel en ga naar de Pyreneeën. Of liever niet eigenlijk. Want dan is het gedaan met de rust hier en moet ik weer een alternatief zoeken. Dus: wij hebben vandaag opnieuw genoten. Mede dankzij de zon, de blauwe lucht en die temperatuur van twintig graden. Kan niet beter.
Lunch. Precies op de grens van Frankrijk en Spanje. Een Col waarvan ik de naam kwijt ben. We ploffen neer op het terras voor een hapje. Er staat een ezel. “Hé, gezellig. Een leernicht op een KTM”, denkt de ezel en hij komt naar me toe. Leuk. Even aaien. Het beest gaat naast me staan, kijkt eens naar mijn been, kijkt weer omhoog, weer naar mijn been en denkt: “een leren pijp!, Die was toch van Karel?” en hij (zij?) zet zijn tanden erin. Godsakke! Nee, hij bijt niet door. Anders had ie vanavond op mijn bord gelegen. Met of zonder vertaling.
Verder nog iets? Rond een uur of één doen we een bakkie koffie bij een klein buffetje langs de weg. Dat buffetje staat daar niet zomaar. Het staat op een kruispunt van de Camina. De pelgrimsroute naar Santiago de Compostela. En het is er druk. Veel bedevaartgangers die even pauzeren voor ze verder gaan. Vermoeide gezichten, zware bepakking, stevige wandelschoenen. Ik heb grenzeloos respect voor die mensen en het doet me ook wat. Waarom weet ik niet. Als we opstappen hoort één van de wandelaars ons Hollandse gelul en reageert meteen. “Hallo”, horen wij. Twee Nederlandse wandelaars. Dat wil zeggen, een meisje van in de twintig en een Belg die haar opa zou kunnen zijn. We zetten meteen de helmen weer af en we willen alles weten. Ze zijn begin april vanuit Den Bosch begonnen en dus nu ruim twee maanden onderweg. Elke dag lopen ze zo’n vijfentwintig tot vijfendertig kilometer. En ze moeten nog zevenhonderd kilometer voor ze op het plein bij de Kathedraal in Santiago zijn. Nog ruim een maand lopen, schatten ze. Ik heb niets dan eerbied. Dat meen ik. Twee jaar geleden stond ik op dat plein, vanwege mijn motortrip met OK-reizen (lees mijn andere blog) en zag die wandelaars binnenkomen. Uitgeput. Huilend vielen ze in elkaars armen omdat ze het volbracht hadden. Ik heb er wel twee uur ademloos staan kijken. En ik moest ook huilen. Terwijl ik gewoon een slappe lul ben die het in twee weken op de motor deed.
Het laatste uurtje voordat we terug zijn in Ochagavia gaan we opnieuw de Col d’Erroymendi over. Dat beschouw ik zo langzamerhand als “mijn Col”. Ik denk dat ik er nu wel acht keer bovenop gestaan heb. Ik deed het diverse keren vanuit het noorden, waarvan drie keer met zware mist en nauwelijks zicht, en vanuit het zuiden. Die opgangen zijn indrukwekkend. Elke zichzelf respecterende motorrijder heeft de Stelvio op zijn bucketlist, en inderdaad, daar heb ik ook veel keren bovenop gestaan, maar het kan niet tippen aan de Erroymendi. En altijd adembenemend mooi als je er bovenop staat. Extreem hoog is ie niet met vijftienhonderd meter, maar dat uitzicht!
Omlaag naar het hotel. Onze serveerster is er vanavond niet, heeft ze gezegd. Dus gaan we een vorkje prikken bij de buren. Hotel Rural Aunamendi. Dat is een bekende tent omdat Moormotor er altijd kamers reserveert. Een prachtige design-zaak. Met een eigenaar die te sjagrijnig is om uit zijn ogen te kijken. Maar die wèl een Engelstalige kaart heeft, zo weet ik uit ervaring. Dat is dus appeltje-eitje.
We zitten op het terras van het hotel. Ik tik dit stukkie. Komen er ineens zes motorrijders het terrein op pruttelen. Duitsers. Prima. Allemaal op een BMW GS1200! Allemaal! Kolere. Hebben ze in der Heimat geen fantasie? Wat een ellende. Nee, prima fiets hoor….maar er zijn er zoveel! En nu staan er zes voor mijn smoel. ZES!
Morgen terug naar huis. Veertienhonderd kilometer snelwegen bonken. We gaan het in twee dagen doen, is de bedoeling.