Naar de KTM Moto Hall (7)
Vrijdag. Klaar met Arabba en ons hotel aan de voet van de Pordoi. We gaan op weg naar Davos. Naar Zwitserland. Naar het land waar de overheid een gloeiende pesthekel heeft aan alles wat gemotoriseerd rondrijdt, gezien de absurde maatregelen en boetes als je per ongeluk een beetje te hard rijdt.
We hebben driehonderdnegen kilometer voor de boeg. Een afstand waar we niet meer van wakker liggen. Doen we gewoon even. Om negen uur vertrekken we. Het is met zeven graden gewoon koud. We hebben blauwe lucht maar twintig kilometer verderop is dat over. Jammer. Gelukkig is het droog. Nog steeds. Adrie rijdt voorop en we hebben afgesproken dat we het rustig aan zullen doen. Adrie houdt zich keurig aan de opdracht en we pruttelen pianissimo door het landschap. We doen een pas, rijden omhoog en ineens zien we weer blauwe lucht. Prachtig. Dan een tunnel door en we krijgen een stuwmeer. Ook erg mooi. Fotootje. En door.
En dan, na een lange en drukke weg door het dal, mogen we de Stelvio op. Het is inmiddels drie uur in de middag en de temperatuur is flink opgelopen. Het is warm. We doen de pas vanuit het zuiden, vanaf Trafoi. De Stelvio heb ik inmiddels misschien al tien keer gedaan, drie keer vanuit Trafoi. Meestal rijd ik hem vanuit het noorden, via de Umbrailpas. De opgang vanuit Trafoi is de lastigste manier om naar de top te komen. Een smalle weg met achtenveertig moeilijke haarspeldbochten. Moeilijk omdat het gewoon straatje keren betekent maar nu ook nog met pittige stijgingspercentages. Je wilt liever niet stoppen halverwege zo’n klotebocht. Onze mazzel: er is weinig verkeer. Bij bocht nummer twintig rijden we langs hotel Madatz, waar ik twee keer eerder met vrienden heb overnacht. Twee keer krijg ik toch problemen: een oud Volkswagenbusje dat langzamer dan stapvoets omhoog pruttelt en gaat staan tobben halverwege een haarspeldbocht. Het vehikel komt stil te staan en ik zit erachter, net bezig om de draai te maken. Stoppen. Motor slaat af. Bah. Ik red de boel, erlangs en weer door. Een paar bochten verder komt een auto omlaag die me geen ruimte geeft. Ik moet gedwongen héél kort draaien om een botsing te voorkomen. Ook dat lukt. Boven gekomen is het uitzicht fenomenaal. Zoals altijd. Fotootje (of tien). En door. We gaan omlaag via de Umbrailpas. Ook genieten. De Umbrail is opnieuw geasfalteerd, ontdek ik. Bij eerdere bezoeken was het een wasbord. Niet meer. Nu is het feest.
Het einddoel is Davos en dat betekent dat we over de Fluëlapas mogen. De Fluëla is ooit door Top Gear geprezen als de mooiste pas van Europa. Het is een meesterlijke stuurweg. En sturen doen we. Inmiddels heeft JP het voortouw genomen. Ik schreef al over de rigoureuze maatregelen bij snelheidsovertredingen en dus proberen we ons aan die maximum snelheden te houden. Dat lukt matig. Het bloed kruipt nou eenmaal waar het niet gaan kan. JP (en wij) bonken de hellingen af met een grote grijns onder de helm.
We bereiken het hotel. Het is half vijf. Brommers in de garage en inchecken. Koffers op de kamer, douchen, diner. Een hondenleven. De reisleider houdt zijn praatje en wijst ons nog even op de Zwitserse sancties bij snelheidsovertredingen. Daar schrikken we toch wel van. Morgen moeten we door Zwitserland naar het Zwarte Woud. Toch maar proberen om het dan netjes te doen. We zijn erg gehecht aan onze rijbewijzen.