Een weekend met zoonlief
“Pa, heb jij wat te doen dit weekend?”. Een appje van mijn zoon Steven. Hij heeft elk jaar een andere motor. De afgelopen drie jaar reed hij KTM waarvan één keer dezelfde als ik heb. Een GT. Dat is leuk. Dat schept een extra band. Maar een jaar later moest de GT wijken voor een modernere GT en weer een jaar later voor een naked KTM en dit jaar doet Steven een BMW. Een GS-1250. Beetje jammer. Omdat daar grotere koffers op kunnen. Dat is handig. Tsja. Wat moet ik erover zeggen? Prachtige dingen hoor, die GS’en. Maar het is zo zoeken op het parkeerterrein tussen al die andere GS’en. Steven is er blij mee. Daar gaat het tenslotte om.
Nee, ik heb dit weekend geen plannen. Ik wacht op een hartkatheterisatie en een dotteringreep. Iets met aderverkalking. Dat krijg je na jarenlang chips en chocola eten en wijn drinken. De cardioloog vindt het niet fijn als ik, in afwachting van die ingreep, lichamelijk inspannende dingen doe. Dan zou de rikketik ineens verstopt kunnen raken. En als er dan geen AED in de buurt is, en iemand die weet waar het kwartje in moet, dan heb ik een probleem. Is motorrijden inspannend? Voor mij niet in ieder geval. Maar de instructies van de cardioloog maken dat ik alle plannen even op de lange baan heb geschoven. Half mei ben ik aan de beurt. Dat schiet gelukkig al op.
Aangezien ik me verder prima voel vind ik het toch een goed voorstel. De weerverwachtingen zijn subliem. Ik heb ook wel behoefte om er even tussenuit te gaan. Olga vind het ook goed. Prettig. Het plan: vrijdagochtend vertrekken, zondagmiddag weer thuis. Het doel: Luxemburg. Dat is op drie uurtjes makkelijk aan te rijden. Ik vind in mijn bestanden een mooi routeplan. Op de website van hotel Bellevue in Vianden zijn twee overnachtingen boeken geen enkel probleem. Hotel Bellevue is in Luxemburg een begrip. Ik ben er al tientallen keren geweest. De motor is snel opgepakt. Voor slechts drie dagen heb je weinig nodig.
Vrijdagochtend even over tienen meldt Steven zich en rijden we straat uit. Zoals altijd voor randstedelingen zoals wij moeten we eerst twee uurtjes snelwegen stampen. Voor leuk motorrijden moeten we nou eenmaal het land uit. Jawel, ook Nederland heeft mooie routes maar na twintig jaar heb je die wel gezien. Het is druk op de snelwegen. Héél druk. Immers: vrijdagochtend en de komende week is voorjaarsvakantie voor alle scholen. We wurmen ons tussen kilometerslange files door. BMW’s zijn breed. Breder als mijn KTM in ieder geval. Voor Steven is het even extra opletten tussen het blik maar alles lukt. Mooi. Als we eenmaal Eindhoven gehad hebben wordt het rustiger. Net na het Belgische Luik draaien we het binnenland in. De Belgische Ardennen zijn prachtig. Zeker in de volle zon zoals nu. We rijden door La Roche. Steven kende het stadje niet. Ik wel. Het is voor mij bijna thuis. Steef vind het een leuk stadje. Dat klopt. Maar we blijven er niet hangen. Om het pittoreske pleintje heen en weer door. Net voorbij Houffalize passeren we de grens met Luxemburg. De douane is afwezig. Er worden geen paspoorten gecontrolleerd of rare vragen gesteld. Minister Faber heeft deze grenspost over het hoofd gezien. Net na de grens struikelen we uiteraard over tientallen benzinepompen. Voor 1,40 euro de liter laden we de tanks weer vol. Dat doen ze hier toch goed! Na het oplossen van enkele Route Barree’s bereiken we Vianden. Het is tegen vijven. De motoren kunnen meteen de ondergrondse garage van hotel Bellevue in die al aardig vol staat met uitsluitend Nederlandse motoren. Inderdaad, Vianden is een Nederlandse enclave. Inchecken, de kamer opzoeken, even omkleden en op zoek naar iets eetbaars. Hotel Petry ligt honderd meter verder en ook dat terras is voor mij overbekend.
We doen een schnitzel en een sorbet toe. Dat is niet best voor mijn cholestorol, krijg ik van de familie te horen via Whatsapp. Tsja. Nou. Het moet maar even. Daarna zoeken we kamer op. Beetje TV kijken en wat lezen. Steven doet een paar Amerikaanse idioten op Youtube. Moet kunnen. Neen, uitgaan is in Vianden lastig. Concertzalen, disco’s (of hoe heet dat tegenwoordig), nachtclubs… ze zijn er niet.
Zaterdag
We hebben een rondrit op de planning staan. Uit en thuis in Vianden. De grens over Duitsland in en dan naar het noorden. Bij Weweler de grens weer over en België in, bij Weiswampach opnieuw de grens over Luxemburg weer in, over Clervaux en dan Wiltz. We kijken even rond in Esch-sur-Sûre waar we op een terras belanden voor een lunch. Dat is even zoeken want de drie andere zaken die we vinden willen alleen contant afrekenen. En daar hebben wij kaaskoppen niet op gerekend. Wij doen alleen plastic. Al jaren. Maar we vinden een zaakje die pinnen prima vindt. Opgelost. Als we terugkomen bij de motoren staat een Nederlandse motorrijdster naar mijn KTM te kijken. “Wat is dat ding op je stuur?” vraagt ze. Ik leg uit dat dat de controller van mijn drone is. Als ik het ding een kunstje genaamd Active Tracking laat uitvoeren moet ik de drone rijdend in de gaten kunnen houden. Ze vindt het interessant. Dat vind ik ook. Steven en ik vervolgen de reis. We doen een lusje omlaag over Bourscheid en Erpeldange.
Luxemburg is prachtig rijden. Half Europa doorcrossen op zoek naar leuke stuurwegen is feitelijk helemaal niet nodig. Luxemburg heeft alles wat je wilt. En meestal ook nog prachtig asfalt. Dat is in de Belgische Ardennen nog weleens anders. Het is ook nog rustig op de wegen. In deze tijd van het jaar dan. Eind mei en de zomermaanden wordt dat anders. Steven en ik vermaken ons kostelijk. Behalve als ik de drone omhoog gooi want dat vindt Steef zonde van de tijd. Tsja. Het duurt doorgaans slechts een minuut of vijf maar Steef vindt het niks. Hij gaat dan een kilometer of twee verderop staan wachten. Waardoor hij vaak niet op de film staat. Keuzes. Want dat filmen is een andere hobby die ik combineer met motorreizen. Als dit blog geschreven is mag ik met al het filmmateriaal aan de slag. Ook leuk. Als de film klaar is vindt Steven dat vast ook. Dat dan weer wél.
Een Route Barrée. Het is de enige niet. We staan in een dal op een weggetje naar een stel rood-witte blokken te kijken en naar een hek dat de boel afsluit. De Barrée is misschien twintig meter. Hooguit. Daarachter zien we onze route doorlopen. Er mankeert niks aan. Naast ons een tweetal bewoners van het huis ernaast die ons uitleggen hoe we verder kunnen. Steven merkt op: “als die twee koektrommels er niet zouden zijn had ik het hek opengezet”. Ja, dat zou zeker een mogelijkheid zijn geweest. Toch maar terugrijden. Na misschien vijf minuten omrijden een ander bord dat een afgesloten weg aangeeft. Waarschijnlijk dezelfde Route Barrée maar nu vanaf de andere kant. We besluiten om het bord te negeren. Totdat we een grote dragline tegenkomen die de weg aan het vegen is. De bestuurder van het ding zwaait wild met zijn armen, roept van alles, waaruit wij begrijpen dat hij boos is. Achter hem twee betonnen blokken die de weg versperren. Die blokken, daar kunnen we langs. Dan zien we inderdaad de Route Barrée maar nu links van ons. We zijn er dus voorbij en kunnen verder. De man op de dragline mag van ons met zijn armen blijven wapperen. Terug in Vianden. De motoren kunnen weer in de garage.
Als we om iets over zes in de middag het hotel uitstappen en ik mijn blik over het terras laat gaan zie ik ineens twee bekende gezichten. Maurice en Martine. Eigenaren van Moormotor. Maurice is ook collega van het bedrijf waar we beide voor werken. Ze zijn routes aan het checken en ze hebben ook een korte trip op de planning. Handen schudden en Steven en ik schuiven even aan. Na een half uur sluiten ook Soraya, Steefs vriendin en Roos, een vriendin van Soraya aan. Zij zitten in een hotel op twintig minuten rijden en ze doen dit weekend wandelingen in het Müllerthal. Sportief. Dat zijn wij niet. Wij zijn meer van de soepele rechterpols. Steef heeft afgesproken om gezamenlijk in Vianden een vorkje te prikken. We zeggen Maurice en Martine gedag en we belanden opnieuw bij Petry. Reuzegezellig. Totdat het rond negen uur in de avond, als de zon al lang verdwenen is, toch wel fors afkoelt en we het koud krijgen. Tijd om afscheid te nemen en de hotelkamers op te zoeken.
Terug op de kamer doen we hetzelfde als gisteravond. Beetje jammer dat ik per ongeluk de halve fles Icetea met even geen dop van het nachtkastje tik waardoor ik een huishoudelijke opdracht te vervullen krijg. Gelukkig hebben we handdoeken zat.
Zondag
We ontbijten samen met Maurice en Martine. Dan de spullen inpakken voor zover nodig, de kamer achterlaten en de motoren opzoeken. Als we tegen tienen in de garage aankomen zijn de meeste mannen al ruimschoots vertrokken. We kunnen op pad. Terug naar huis. Maar de eerste drie uur gaan we binnendoor. Tot we in de Duitse Eifel belanden doen we ongeveer hetzelfde als gisteren: naar het noorden echter nu volgen we vrijwel exact de grens met Duitsland. Vreemd genoeg ken ik dit deel niet echt maar het is schitterend rijden. Langer slingerwegen door dalen en over heuvels, bossen en velden. Misschien omdat het zondag is maar we komen vrijwel geen ander verkeer tegen. Het is genieten.
In de Duitse Eifel is het druk. Grote groepen motorrijders rijden ons tegemoet. Bij de Rursee heb ik bewust de L128 uit de route gehouden want die circuitweg is in het weekend alleen voor motorrijders afgesloten. Ik snap dat. Mensen die daar wonen werden gek van de jongens die voordurend de L128 heen en weer jakkeren om de kneesliders bij te punten. Bij Strauch vinden we de Bikers Ranch. Niet dat we daar bewust naartoe willen maar het is gewoon niet te missen. Als we er langs rijden blijkt het een mierennest. Honderden motoren en motorrijders op een gigantisch terras. Ik houd niet zo van dit soort massagedoe maar Steven vindt het “wel een leuk sfeertje”. Ik pas. We rijden door. Het past ook niet in ons schema.
Door naar Vaals. Het Drie-Landen-Punt. Ook hier is het een mierrennest maar nu van automobilisten, fietsers en wandelaars. Mede ook door het sublieme weer uiteraard. Ik was er vorig jaar op een grauwe, grijze dag en toen was ik vrijwel de enige. We passeren de drukte stapvoets en rijden langs het betonnen paaltje dat het drie-landen-punt markeert. Er staan flink wat mensen omheen die het rondje willen lopen. Ik leg Steven de reden uit. Hij vindt het weinig boeiend. Dat is het ook, weinig boeiend. We stoppen er niet voor. En weer door.
Valkenburg. Op de overbekende T-splitsing in het centrum parkeren we de brommers en ploffen we neer op een terrasje in de zon. Lunch. We doen tosties en een drankje. Het is hier minder druk dan ik verwacht had. Ik vraag de serveerster naar de uitkijktoren die enkele maanden geleden is ingestort. Ze geeft aan waar we het ding gezien zouden kunnen hebben, zou hij er nog gestaan hebben. Het is een tragedie voor de Valkenburgers, meldt ze. Gelukkig kwam het ding ‘s-nachts naar beneden. Daarom geen slachtoffers. Goden zij dank. Afrekenen.
Tien minuten later draaien we de snelweg op. Nog twee uurtjes bonken naar huis. Vanwege de aankomende vakantieweek is het rustig op de weg. Zeg maar ronduit stil. Een zeldzaamheid. Maar we waarderen het.