Buffelen in Nijmegen (1, dinsdag)

  • Schommelende billen, honderden. Nee, niet de mijne. Ik heb geen reet. Volgens Olga dan. Ik vind het meevallen.
  • Er zijn ook enorm veel billen die minder schommelen. Dat is te doen.
  • Er zijn ook heel veel strakke billen. Daar blijf ik gewoon een tijdje achter lopen.
  • Vrouwenbillen. Natuurlijk. Mannenbillen interesseren me niet.
  • Dronken studenten. Honderden. Bij de start in Nijmegen. Maar er komt geen onvertogen woord uit. We krijgen high-fives van ze. Van allemaal. De helft sla ik mis. Ik ben niet handig in die dingen. En zingen. Ze blijven zingen. Constant. En hard ook. Reuze gezellig. Nee, ik hoef geen bier. Nu even niet.
  • Fanfarekorpsen. Tientallen. De een is beter dan de ander. Maar ter verhoging van de feestvreugde is alles prima.
  • Luidsprekerboxen in tuinen. Honderden. De een is beter dan de ander. Maar opnieuw, ter verhoging van de feestvreugde is alles prima.
  • Guus Meeuwis. Uit die luidsprekerboxen. Kan die niet gewoon weg? Guus?
  • Die knul van Hazes. Idem.
  • Bluetooth speakers in rugtassen. Soms. Dus valt het mee. Gelukkig maar. Je zal de hele tijd achter zo’n droplul lopen die Guus Meeuwis draait. Oef.
  • Kinderen met bakjes snoep. Ik ben de tel kwijt geraakt. Honderden. Maar hartstikke lief. Dat meen ik echt. Ze willen een high-five. Die geven we. Vaak.
  • Leeggetrokken bejaardentehuizen. Bij Echt. Alles dat nog ademt is in een rolstoel naar de stoep gereden. De oudjes zitten zichtbaar te genieten. Mooi. Hier geen Hazes. André Rieu. Die vogel die z’n viool in tweeën probeert te zagen. Is ook niks. Maar oma en opa vinden het prachtig. Dus vind ik het goed.

Irene en ik kunnen uitslapen. Omdat we de Veertig doen hoeven we niet zo idioot vroeg ons bed uit. Onze start is om zes uur. ‘s-Ochtends. Het hotel heeft een pendelbus naar de start. En Van der Valk heeft ook al vanaf drie uur ‘s-nachts een volledig ontbijt klaarstaan. Je zal mij nooit meer een kwaad woord over Van der Valk horen spreken. Het is kwart over vier als de wekker gaat. Een kwartier later tappen we een Jus en koffie in het restaurant. Een weer een half uur later schuiven we de bus in. Een luxe touringcar van serieuze afmetingen. En hij zit vol. Helemaal. Als we wegrijden komt het voltallige personeel van Van der Valk de keuken uit om ons uit te zwaaien. We pinken een traantje weg. Geen kwaad woord over Van der Valk. Nooit meer. Ik zweer het.

Als we bij de Wedren de bus uitkomen en ons naar de start begeven worden we met de al genoemde studenten geconfronteerd. Maar, eerlijk is eerlijk, ze zijn ronduit gezellig. En vrolijk. Een meisje zit boven in een lantaarnpaal en ze zingt het hoogste lied. Blikje bier in de hand. “Over tien jaar is dat jouw advocaat”, zegt Irene. Ik loop in een deuk. Briljante kwinkslag.

Het weer kan niet beter. Een beetje grijs maar droog, geen zuchtje wind, graadje of twintig. Het lopen gaat eigenlijk voorspoedig. In de dorpen waar we doorheen komen is het feest. De mensen hebben uitgepakt. Grote geluidsinstallaties in veel tuinen die ons er weer doorheen trekken. Op zeker moment zien we een vrouw aan de zijkant lopen. In een kort broekje met tijgerprint met daarin geen grammetje teveel. Als ze zich omdraait om een fotootje te maken zie ik een gezicht dat me wel heel bekend voorkomt maar ik kan de vinger er niet op leggen. “Dat is Dionne Stax, die nieuwslezeres, onder andere”, lost Irene voor me op. Inderdaad. Het gerucht gaat dat Humberto Tan met Dionne een beschuitje heeft gegeten, of twee, en ik begrijp Humberto volkomen. Ik zou het niet bij een beschuitje gelaten hebben, schat ik.

Ik voel de noodzaak tot een sanitaire stop. Een eitje als man zijnde, totdat voor de boodschap iets meer nodig is dan een pisbak. Ook hier is de organisatie van de Vierdaagse niet voor één gat te vangen. Sanitaire eilanden met vijftig Dixies langs de route. Als er zich een eiland aandient ga ik in de rij staan. Met vijftig van die dingen gaat het rap. Er lopen meisjes heen en weer die de Dixies inspecteren, ervoor zorgen dat de wc-rollen worden vervangen (er staan een paar pallets vol) en de mensen in de rij een vrije Dixy aanwijzen. De mijne is schoon, droog en er is helemaal niks mis mee. Als ik uitstap bedank ik de meisjes vriendelijk voor de service. “Dank u wel meneer. Een prettige dag verder”. Meneer. Dat had ze nou niet moeten zeggen. Maar ja, als ik in de spiegel kijk…

In Bemmel kom ik Luuk, een oude motormaat tegen. Hij staat met zijn vrouw langs de route het gepeupel te inspecteren. Luuk is op doorreis naar Spanje vanwege vakantie maar besloot even de Vierdaagse te bezoeken omdat hij weet dat ik met Irene meeloop. We hadden al wat heen en weer geappt en inderdaad, bij een rotonde ontwaar ik een markant hoofd. Dat vind ik nou verrekte leuk. We praten een tijdje heen en weer tot we gedag zeggen en we ons weegs gaan.

Bemmel ligt op eenendertig kilometer dus het schiet op. Maar de laatste kilometers voelen we de voetzolen branden in de schoenen. De laatste loodjes. Opnieuw de Waalbrug over en het centrum van Nijmegen weer in. De laatste kilometer naar de Wedren is een feest. De mensen staan rijen dik te kijken. We voelen ons topsporters. Dat zijn we niet, alhoewel veertig kilometers zich toch wel laten voelen. Op de Wedren checken we uit en krijgen we een startkaart voor morgen. Daar wil ik even niet over nadenken. We ploffen neer, we trappen de schoenen uit en Irene haalt me een biertje. Zo. Klaar. Voor vandaag dan.

Terug in het hotel doen we een paar baantjes in het zwembad op de bovenste verdieping. Heerlijk. En verder? Diner in het restaurant en voorbereiden voor morgen. De wekker gaat weer om kwart over vier.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.