Alleen naar de Pyreneeën – dag 2 naar Vesoul
Het is nooit volledig stil op een camping. Het maakt dat ik ‘s-ochtends iets voor zeven uur mijn slaapzak uit kruip en begin de boel te pakken. De tent is zeiknat. Van de dauw. Ja, dat kan ook nog. Ik heb wel wat geslapen maar het kan beter. Dat krijg je als het veldje een klein beetje schuin afloopt. Geweldig als je wilt skieën. Ik ga niet skieën! Inpakken gaat veel vlotter dan uitpakken, ontdek ik. Met een goede twintig minuten zit alles in de tassen en koffers. Even naar het restaurant voor een ontbijtje en dan op pad.
Ik rijd op mijn dooie gemak. Dan zie je tenminste wat. Maar kalm rijden heeft voor mij een belangrijk nadeel: ik vergeet op te letten. Als ineens een bocht opdoemt, waarbij een snelle blik op de Garmin me leert dat het een serieuze bocht is, moet ik even flink aan de bak. Jawel, dat gaat vlekkeloos en niks aan de hand, maar ik houd hier niet van. Ik anticipeer liever ruim op tijd. Dus ga ik toch maar weer wat vlotter sturen. Dat houd me bij de les.
Al snel ga ik de grens over en rijd Frankrijk in. Lange, saaie, glooiende wegen. De graanschuur van Frankrijk. Met dit zonnetje erbij is het goed rijden en het landschap heeft wel wat. Ik ga even verzinnen wat precies. Overzicht, laten we het daar op houden. De saaiheid houdt op als ik de Vogezen inrijdt. Daar moet serieus gestuurd worden. De Vogezen zijn prachtig. Ik blijk een paar wegen uitgezocht te hebben die écht binnendoor kronkelen. C-wegen. Wegen van hooguit twee meter breed. Wegen waar Maurice Moor een liefhebber van is. Inmiddels weet ik het ook te waarderen. Op enig moment verlaat ik zo’n geitepad en kom ik uit bij een bredere haarspeldbocht waar een club Nederlandse motorrijders doorheen pruttelt. Allemaal een knalgeel fluorescerend jackie aan, zoals Koos Spee het graag heeft. Ik houd er niet van. Excuus. Ik vind het zoiets als fietsers op oma-fietsen op een verlaten polderweg… met een helm op. Voor de veiligheid. Maar ik weet: ieder zijn ding. Leven en laten leven. Het is ook niet erg uiteraard. Ik ga er netjes achter rijden maar ik houd dat nog geen vijf minuten vol. Vol in de remmen voor elke flauwe bocht. Waarbij ik me steeds afvraag: “remmen? Waarom?” Er voorbij! En snel! Tuurlijk, overal de knieën aan de grond is listig op onbekende wegen. Moet je niet doen. Maar er zit toch nog wel iets tussen, tussen deze uitersten?
Na de Vogezen wordt het de Route Nationale. Ook nogal saai maar het is een manier om op te schieten. Het is rond de klok van drie en ik begin zo langzamerhand naar het eindpunt te verlangen. Dan zie ik een supermarkt. Toch maar even doen. Gisteren sloeg ik dit over en had ik niks. Op de parkeerplaats ruimte in de tanktas gemaakt door wat meuk te verhuizen naar de tassen. Binnen zoek ik me de tandjes want ik weet ongeveer wat ik wil. Op de vleesafdeling zoek ik Hamburgers. Niet te vinden. Ik vraag het een knaap achter de balie. Hij loopt mee en wijst me een pakje Hamburgers. Ik hoef er geen vier. Twee is zat. Dat vertel ik hem met handen en voeten. Hij biedt aan om er twee te maken. Begrijp ik. Euhhhh…prima hoor. Hij draait wat vlees door een puntenslijper en ik krijg een keurig pakje met twee verse Hamburgers. Top! Op weg naar de uitgang scoor ik nog een pakje Champignons, een blikje doppertjes met boontjes en een pakje met chocolade broodjes. Mijn ontbijt! Ik zoek ook naar aardappelschijfjes maar die kan ik niet vinden. Vooruit dan maar. Ik ben klaar.
Om vier uur vind ik de geplande camping. Een keurig spul. Ik mag zelf een plekje uitzoeken. Terwijl ik rondkijk gebaart een man me en wijst naar een muurtje. We maken kennis. Het blijkt een Duitser die prima Engels spreekt. Mooi. Ik kan me redden in het Duits maar Engels is beter. Bij het muurtje staat een overkapping waarin wat meubilair en een koelkast. Ik mag alles gebruiken. Ook de stopcontacten. Top! Ik mag mijn tentje naast het zijne zetten, waar ook zijn vrouw op een stoeltje zit te internetten. Het zijn hartstikke aardige mensen. Al snel zijn we maatjes en wisselen we verhalen uit. Het echtpaar blijkt ook on tour. Alleen….lopend. Met allebei een wagentje achter zich aan. Ze zijn al zes weken op pad. En ze willen nog een paar maanden door. Ze doen elke dag zo’n tien tot dertig kilometer. Poeheeee. Ik sta perplex. Denk ik stoer te zijn met mijn tentje. Nou….
Op vijf minuten van de camping blijkt een goed gesorteerde supermarkt te zitten. Had ik eerder moeten weten. Ze hebben aardappelschijfjes. En blikjes bier. Terug op de camping, als het tegen zeven loopt, ga ik aan de slag. Ronnie Braakhekke. Nee, ik ga daar geen uitgebreid verslag van doen. Het is prima gelukt. Het was eetbaar, niks was verbrand. Geen klachten. Geinig om te doen. Alleen die vaatwasser. Is daar een geschikte tanktas voor?
https://www.youtube.com/watch?v=gKYHaXs-DjQ
https://www.youtube.com/watch?v=I3qZM0N7jE8&t=3s