Alleen naar de Pyreneeën – dag 11. Een buitengewoon rondje met Kerst

Gisterenavond kennis gemaakt met de groep van Kerst Visser. De camping, een gemeentecamping langs een doorgaande weg, waarop ik bivakkeer is slechts twee kilometer van hun hotel verwijderd. De mannen zijn snel gevonden. Als ik rondrijd op zoek naar een plek om de KTM netjes te parkeren staan ze me toe te zwaaien vanaf het terras waar ze zitten. Kennismaken, handenschudden, voornamen….altijd lastig, voornamen. Het is een leuke groep die me snel opneemt. Daar ben ik blij mee want tenslotte ben ik toch een soort van indringer. Zo voelt het gelukkig niet.

Ze hebben om acht uur tafels gereserveerd in een Spaans/Irans fusion restaurant, zo lees ik op de gevel. De vrouw van de Iraanse eigenaar heet ons welkom. Ze doet enorm haar best om ons in het Frans/Spaans/Engels te woord te staan en ze legt de kaart uit. Prima! Doet u maar! Het voedsel is ons onduidelijk maar met hulp van de vrouw komen we een eind en, belangrijker, het smaakt heerlijk. Na al die hamburgers, kip en aardappels/champignons heb ik weer iets heel anders in de maag. We wisselen verhalen uit. Het gaat vooral over sturen en bochtenrijden. De mannen hebben daar een langjarige studie over gemaakt, ontdek ik. Nou hopen dat ik ze niet teleurstel met mijn rijkunsten morgen, als we een gezamenlijk toertje doen.

Maandag. Om acht uur ‘s-ochtends meld ik me weer bij de mannen. Ik mag een ontbijtje meedoen. Daar ben ik blij mee want ikzelf heb niks. Op zondagavond zijn de winkels dicht. Om negen uur zadelen we op. Ik haak als vierde aan. Geloof ik. Met een twintig graden is de temperatuur prima. De meeste weggedeelten liggen nog in de schaduw en het wegdek is hier en daar een beetje vochtig maar Kerst, die voorop rijdt, bonkt gewoon door. De mannen houden een straf tempo. Daar houden ze van, hebben ze me gisteren al uitgelegd. Ik heb er geen moeite mee. Het eerste half uur gaat vlot en dan draaien we de grens over, Frankrijk in. De Fransen hebben weinig met zon en warm weer. Het is zwaar bewolkt en nogal fris. Vooral ook omdat ik een doorwaaipak aan heb. Want alle apps blaten over vijfendertig graden. Toch? Nou… hier niet.

We draaien de weg af. Kerst’ route gaat een geitenpad op. Eén of andere Col huppelepupingewikkeldmoeilijk. Het pad is niet veel breder dan anderhalve meter. Hier en daar wat los grind. Kappen en draaien. Met dertig in het uur. Hooguit. Wandeltempo. Genieten. Naar gelang we hoger komen, naar duizend meter stijgen, komen we in de laaghangende bewolking. Mist, in goed Nederlands. De Garmin vertelt me dat dit nog een paar kilometer gaat duren. Fijn. Genieten. De bril beslaat. Ik zie geen pest. Kerst ook niet trouwens. Stoppen. Brillen poetsen. We zeggen dat we het leuk vinden. Echt? Maar de mannen mopperen niet. Een goedgemutst gezelschap en de sfeer is meer dan prima. Dan, eindelijk, omlaag. We komen weer in de bewoonde wereld. We draaien een dorpje in en zoeken naar een tent die iets van koffie mit küchen kan verschaffen. Die vinden we. Een tikkie chagrijnige Franse muts neemt de bestelling op. Nee, ze heeft geen pain oder küchen oder so wass. Dus regelt Coen bij de patisserie om de hoek de laatste taartjes die in de vitrine liggen. Coen is goed bezig. Na de koffie weer door. Ik besluit mijn regenpak aan te trekken. Niet omdat het regent (alhoewel, kleddernatte straten) maar omdat ik het best koud heb en we zo meteen de Erroymendi naar boven gaan rijden. En ik weet wat er gaat komen. De mannen nog niet.

De aanvoerweg naar de Erroymendi is een kilometerslange slingerweg door een prachtig dal met tientallen lange doordraaiende bochten. Als ik er aankom herken ik het meteen van eerdere ritten. Inmiddels is het droog en we bonken er in straf tempo doorheen. Er staan bordjes dat de Col Fermé is. Vorig jaar, toen ik met Adrie dezelfde weg reed, vond ik dat spannend. Nu weet ik dat het gelul is. Iets met Covid-regels die nergens op slaan. Na de slingerweg beginnen we aan de echte opgang en… rijden we de mist in. Ook dat heb ik al vele malen eerder hier meegemaakt en ik weet dat we een beloning gaan krijgen. En inderdaad, ook nu weer. Want op zeker moment, naar gelang we verder stijgen naar veertienhonderd meter wordt de mist dunner en begint de zon er doorheen te breken. In de laatste bochten vlak voor de top zien we top van de Col door de wolken heen verschijnen terwijl de zon erop schijnt. De Erroymendi openbaart zich in al zijn pracht. Jawel, dit klinkt verschrikkelijk theatraal en melodramatisch. Maar ik voel het echt zo. Het laatste stukje omhoog rijden we in de volle zon. We parkeren de brommers op het plateau op de top en we kijken neer op de wattendeken in het dal onder ons. De mannen zijn onder de indruk. Dit is genieten! Ik ken het gevoel. Aan de Spaanse kant is het heet. Ik trek de regenkanarie uit. We maken foto’s en ik maak een paar filmpjes.

Lunch. Dertig kilometer verder, lager in het dal ligt het dorpje Ochagavia met twee hotel/restaurants. Ik heb er enkele keren overnacht. De laatste keer samen met broer Cor. Ik vertel de mannen dat en ze stellen voor dat ik het voortouw neem. Prima. De weg omlaag is me goed bekend en ik bonk door de haarspeldbochten omlaag.. We draaien het dorp in, ik rijd naar het prettigste restaurant van de twee en we parkeren de brommers. De mannen proberen de menukaart te ontcijferen, we vinden iets wat op tostie lijkt, we doen er salade bij en we hebben het uitstekend naar ons zin. Hatseflats!

Na de lunch voert de route weer terug naar het zuiden, richting Jaca. Kerst gaat weer voorop. Er zit een racebaan in de route. Anders kan ik het niet noemen. Met inmiddels zo’n vijfendertig graden (in de schaduw) gooit Kerst het tempo nog wat verder omhoog, wij pikken aan en zeven motoren wringen zich door het landschap (geen tijd om het te bewonderen, daar zijn immers de foto’s voor). Gasgeven, inschatten, remmen, brommer plat, gasgeven en weer omgooien op weg naar de volgende bocht. Misschien wel honderd van die dingen. Het gaat me allemaal goed af maar in deze temperatuur is het hard werken en best vermoeiend. Jawel, ik vind het reuzeleuk, maar als we na een uur een groot stuwmeer zien en de mannen de weg verlaten om een stukje door een veld te ploegen, op zoek naar een plek om het water in te plonzen, dan vind ik dat eigenlijk helemaal prima. Ze hadden me al gewaarschuwd voor fratsen als deze en dus heb ik mijn zwembroek mee. Het water is heerlijk verkoelend. In deze bloedhitte is zwemmen eigenlijk het enige echt verstandige. Maar gecombineerd met een stukje sturen met een leuk gezelschap is het feest natuurlijk helemaal compleet.

Tot zover is het een gedenkwaardige dag. Van nat, koel, koud, gepruts op een geitenpad, naar een waanzinnige Col, bloedhiite, stukje racen, stukje zwemmen…..helemaal top!

https://youtu.be/vJJhXXJYTUw

 

https://youtu.be/hhBOXESz04A

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.