Zwemmen op Zandvoort
Een paar maanden geleden kwam iemand van mijn vrolijk fruitige KTM-clubje op het idee om een dag Zandvoort te gaan rijden. Nee, niet op het strand. Op het circuit. Dat is niet tegen dovemansoren gezegd. Ik probeer elk jaar een keer op het circuit te rijden. Want ruimte en overzicht, geen tuthola’s die het wagentje ineens de weg op sturen zonder op- of om te kijken, geen tegenliggers, geen bromsnorren met laserguns die zeiken over te hoge snelheden, kortom: ideaal. Trackdays4all heeft 8 mei op de kalender. De datum is voor mij geen probleem. We boeken. Met z’n vieren. Daniël is één van de vier maar op het moment suprème blijkt hij het verkeerde vinkje gezet te hebben. Hij boekt voor 1 juli. Helaas, dan zijn wij er niet. Wij zijn er vandaag, op 8 mei. In de zeikregen. Dat dan weer wel.
De weersverwachtingen voor 8 mei zijn een week van tevoren ruk. Maar ze voorspellen weleens vaker wat. Het is volkomen zinloos want geboekt en betaald, maar toch kijk ik elke dag even naar de voorspellingen. En inderdaad, die veranderen. Van ruk naar rukker naar volkomen ruk. Een drama. De regels schrijven voor dat je je ‘s-ochtends tussen zeven en acht uur op de baan meldt. Dan krijg je een startnummer en een transponder voor de tijdregistratie. Maar met dat koude kutweer ‘s-ochtends rond de klok van zes naar Zandvoort stuffen? Een dingetje. Liever niet. En dan pingt er een Whatsappje van KTM-vriend Peter. Hij heeft een hotel geboekt voor dinsdagnacht. Dan hoef je ‘s-ochtends niet zo vroeg te gaan zitten blauwbekken op de brommer. Prima plan. Ik kijk even op Booking.com en vind een bed voor een paar tientjes op nog geen tien minuten van het circuit. Beter.
Het is ‘s-avonds half-zeven als ik bij het hotel aankom. Het is heerlijk weer. Nog wel. De receptioniste zit buiten voor de zaak met vrienden op een klein terrasje in de zon. Ik zet de KTM op de stoep en hij heet me van harte welkom. Aardige vent. Prima service. De motor kan vijftig meter verderop in een openbare garage die om tien uur ‘s-avonds op slot gaat. De eenpersoonskamer is schoon, verzorgd en netjes en heeft alles dat ik nodig heb. Dat is weinig. Een bed, sanitair en een dak dat niet lekt is voor mij voldoende. Een hapje eten. Het hotel heeft geen restaurant maar die zijn er zat in Zandvoort. Uitgebreid dineren doe ik nooit in m’n eentje. Geen zin in. Bij de boulevard vind ik een snackbar. De salades sla ik over. Te gezond. Maar ik vind iets met ruim voldoende cholesterol, koolhydraten en verzadigde vetzuren en bestel. Dan valt mijn oog op de pinautomaat op de toonbank. “Defect”, staat er op een briefje. “Om de hoek zit een flappentap”, krijg ik medegedeeld. Dat heb ik weer. Als ik gepind en wel weer terug ben is de hamburger nog net niet koud. Het zal me jeuken. Zolang het spul niet beweegt is het goed. Terug in het hotel krijg ik een appje van Peter. Hij is samen met vrouw Henny ook gearriveerd en vertelt me dat ze op het terras van strandtent Thalassa zitten. Volgens Google Maps is dat tien minuten lopen. Als ik in de buurt kom schreeuwt Peter me de laatste meters naar binnen waar hij met Henny achter een prettig vuurtje wat glazen geestrijk vocht naar binnen zit te gieten. Achter glas, uit de wind, een paar bitterballen en vlammetjes op een bordje….het is een topavond.
De wekker. Zeven uur ‘s-ochtends rijd ik de paddock van Zandvoort binnen. Het is droog. Het is stil. Ik ben de eerste. Er stappen wat slaperige hoofden uit geparkeerde campers. Een kwartier later is de incheckbalie operationeel en schrijf ik in. Nummer plakken. Transponder idem. Bandenspanning aanpassen (twee Bar voor en achter). Ik ben er helemaal klaar voor. Dan arriveren Antoine en Peter. We zijn compleet. Daniël komt wat later. Twee maandjes, om precies te zijn. Daar kunnen we niet op wachten. Om 09:40 uur mogen we onze eerste sessie rijden. Het is fris maar nog steeds droog. De eerste twee ronden doe ik kalm aan. Koude banden en zo. Daarna begint de brommer wat meer vertrouwen te wekken en schroef ik de kraan wat verder open. Maar echt “planted”, zoals de Engelsen zeggen, zo voelt het nog niet en ik mis ook nog een beetje het gevoel. Immers, het is pas de eerste sessie. En dus houd ik het pianissimo. Geen knieën aan de grond. Na acht rondjes wordt ik afgevlagd. Een snelste ronde van 2:30 minuten. Niet best. Dat moet makkelijk 2:10 kunnen zijn. We doen koffie en dan stellen we op voor de tweede sessie. Het is gaan druppen. Niet hard maar genoeg om de baan nat te krijgen. Dan komt er een ambulance met zwaailichten voorbij. Ik weet meteen: dat wordt uitstel. Een knaap blijkt de chicane gemist te hebben en heeft het spul hardhandig tegen de vangrail geparkeerd, zo wordt ons verteld door een vriendelijke baancommissaris. De sessie wordt afgelast. We stappen af en lopen weer bij Mickey’s naar binnen. Het is ook harder gaan regenen. En dat blijft zo. Peter doet toch nog een paar sessies in de regen. Ik niet. Ik vind er geen reet aan om rondjes te pruttelen op een zeiknatte baan. Antoine ook niet. De rest van de dag blijven we binnen. Om de problemen in de wereld door te nemen en waar mogelijk op te lossen. Met een paar tosties in de linkerhand en Buienradar in de rechter. Niet dat het daardoor droger wordt maar je blijft hopen. Tegen drieën ben ik er klaar mee en zeg de mannen gedag. Opruimen, banden oppompen en naar huis.
Zeven uur ‘s-avonds. De motor staat weer in de schuur. Buiten schijnt de zon. De regen is weggetrokken. Blauwe lucht en zo. Godsamme! Uitgerekend vandaag is de slechtste dag in weken. De rest van de week is er geen vuiltje meer aan de lucht. Letterlijk. Hoe bedoel je, slechte timing? Maar het is zoals het is. Misschien doe ik later in het jaar een nieuwe poging.
Strak verhaal weer Ron. En ach ja kan een volgende keer alleen maar beter worden.