10 – Weer naar Santiago. Het einde van Spanje

We staan nog steeds op dezelfde camping. Omdat het zo lekker is. Maar er is een plan voor vandaag. Kaap Finisterre. Het meest Noord-Westelijke puntje van Spanje. Waar een rots staat, met een kruis, waar vroeger de pelgrims traditioneel de gedragen kleding verbrandden en met schone spullen huiswaarts gingen. Er wordt nu al jaren niks meer verbrand. Die moderne kunststof kleding brandt niet. Die smelt. Daar is niks romantisch aan. Vroeger was alles beter. De Kaap ligt honderd kilometer van Santiago vandaan. Voor de pelgrims slechts drie dagen stiefelen. Eitje. Kan er makkelijk bij. Voor ons is het een uurtje gasgeven.

Bijna dan. Want de route gaat voornamelijk door stedelijk gebied. Linten met dorpen en stadjes die zich aaneen reigen. De maximum snelheid in die dorpjes is vijftig km. Natuurlijk. Wij houden ons daaraan. We willen geen gedoe. Het betekent wel dat we voornamelijk met een slakkegang sjokken. En soms nog minder want dertig vinden die Spanjaarden ook een prettig gangetje. Dan kunnen ze tegelijk ook de mobiele telefoon bedienen. Multi-tasking en zo. Zo wordt die honderd kilometer best wel weer een pesteind. Zeker als de zon op het motorpak brand. We hebben er drie uur voor nodig. Maar we mopperen niet. Er zijn ook stukken waarin we een beetje kunnen doorrijden. En het is zondagmorgen dus de meeste Spanjolen liggen nog naast moeders’ rug. Het is stil op de weg. Heerlijk. En ook mooi: de route voert langs de kust. Langs diepe inhammen, de Noren zouden het fjorden noemen, waar het water van de Atlantische oceaan stroomt. We worden doorlopend getrakteerd op schitterende uitzichten. Wat ook héél prettig is, is dat we een keer zonder veertig kilo bagage kunnen gummen. Dan voelt de brommer als een compleet andere motor.

Adrie ziet een ezelpaadje en rijdt erin. Tweehonderd meter later staan we in een duingebied. We zetten de brommers neer, wandelen over een zandpad en dan staan we op het strand. Prachtig. Voor mij niet heel bijzonder want als Rotterdammer heb ik jarenlang met mijn ouders op campings langs de kust gestaan. Oostvoorne en Rockanje. Feitelijk ben ik een strandmens. Ik kan het dromen. Adrie niet. Voor een geboren en getogen Achterhoeker, die dicht tegen de Duitse grens woont, is een strand net zo vreemd als een ijsbeer bij een waterput in de Sahara. Adrie geniet twee keer zo hard als ik. Begrijp me goed: ik zie de charme absoluut maar ik zoek altijd meteen de strandtent. Die staat er niet. Jammer.

We doen foto’s op De Rots van Kaap Finisterre. Na een stief kwartier vertrekken we weer. Zo bijzonder is het nou ook weer niet. De route terug (ook weer zo’n honderd kilometer) gaat door het binnenland. Geen uitzichten op zee meer. Maar we krijgen prachtige wegen voorgeschoteld. Overzichtelijke lappen strak asfalt met lange bochten. Je mag er niet harder dan negentig en daar houden wij ons keurig aan. Nou ja… zo om en nabij.  De honderd kilometer terug doen we in anderhalf uur. Hier en daar halen we wat blik in. Alleen de laatste tien kilometer tobben we met onze navigatiesystemen die ons in de meeste vreemde straten persen op zoek naar de camping. Als we weer bij de tentjes staan is Adrie’s evaluatie: “wat zijn die KTM’s fantastische dingen!” Ik ben het roerend met hem eens. Er staat niet voor niets “Ready to Race” op. En we hadden weer een toprit, dat ook natuurlijk.

Half drie in de middag. De bloedhete pakken uit. Zwembad. Plons. Languit in het gras met een chippie en Rammstein op de koptelefoon. Een hondeleven. Zeker.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.