08 – Weer naar Santiago. Santiago !!!
We rijden om half tien in de ochtend van de camping af. Een kwartier later draaien we de snelweg op. Opzettelijk, want het plan is driehonderdvijftig kilometer en dit gaat even vlotter. Na een kwartier komen we bij een tolpoort. Oh. Dus dit is een tolweg. In Frankrijk kan ik boeken over tolpoorten volschrijven maar hier in Spanje… geen ervaring mee. Langzaam naderen we de poort en we bestuderen de borden. Maar ik zie ook twee dames bij de poorten staan. Daar rijden we heen. Ik zet de brommer stil naast de dame. Die begint meteen vriendelijk te ratelen. Ik pak mijn portemonnee met de passen en kijk haar vragend aan. Vijf euro tol, lees ik op een schermpje. De dame wijst naar drie gleuven. Normaal gesproken heb ik daar geen enkel probleem mee, met gleuven. Maar ik dwaal af. Dit is van een andere orde. Ik laat de dame mijn kaarten zien, ze pakt de creditcard en stopt hem in haar eerste gleuf. De boom gaat open. Ik krijg de kaart terug en bedank haar vriendelijk met “merci”. Het eerste Spaans dat ik gisteren leerde. Ik leer snel. Topservice! Ben ik in Frankrijk nooit tegengekomen. Ze heeft natuurlijk een kutbaan. Want de boel is volautomatisch en druk is het niet. Nergens in Spanje, behalve dan in de steden. Dus ze staat feitelijk onnodig wortel te schieten. Maar werk is werk en het betaald. Denk ik. Hoop ik voor haar.
Een kwartier later draaien we de snelweg af en koersen het binnenland in. We komen in een stadje terecht waar een kerk staat die door Gaudi is neergezet. Er staan nog twee oude kerken naast, Adrie is inmiddels afgestapt om foto’s te maken. Ik sta naast de motor, neem een slok water, en ontdek dat de fles bijna leeg is. Mijn oog valt op een toeristenbureau. Top. Ik ben een toerist! Met zo’n suf mondkapje, want dat moet hier overal. Ik loop dat bureau binnen, een aardige jongeman komt meteen naar mij toe en blijkt goed Engels te spreken. Nog beter. Ik vraag of ik de fles mag vullen. Natuurlijk mag ik dat! Hij gaat me voor door een labyrint aan gangen, gooit overal deuren van het slot tot we bij een toilet aankomen met een fontein. Ik vul de fles. Ondertussen lult hij me helemaal bij over die kerken op het plein. Een aardige kerel. Vandaar dat ik ineens zo intelligent overkom. Alhoewel ik iets heb met Gaudi. Over een week doen we de Sagrada Familia in Barcelona, zo is het plan. Daar verheug ik me nu al op. Ruim twintig jaar geleden zag ik hem al eens van binnen. Adembenemend! Werkelijk! En nu is hij een stuk verder klaar. Over vijf jaar moet ie eindelijk helemaal af zijn. Maar dat roepen ze al meer dan honderd jaar.
We slaan ergens rechtsaf, linksaf en komen op een wasbord terecht. Dit mag geen weg heten! De vullingen rammelen in mijn kiezen. Na een dorpje wordt het iets beter, iets. Maar… overal zien we nu borden die de Camino de Santiago aangeven. De Camino is de naam van de officiële bedevaartroute die de pelgrims naar Santiago lopen. We ontdekken snel dat naast ons wasbord een geitenpaadje loopt. En daarop ontwaren wij bedevaartwandelaars. Pelgrims. En het worden er langzaam meer. Vaak alleen, soms met z’n tweeën. Met een rugzakje en wandelstokken sjokken ze voort, in de brandende zon. Dagen lang, weken lang, sommigen lopen hem in één keer. Een tippel van negen maanden. De route heb ik vier jaar geleden ook gereden via een reisorganisatie die de Camino zo goed mogelijk probeert te volgen met de motor. Voor deze dagen heb ik die routes gebruikt, en iets aangepast. Niet dit stuk, zo blijkt. We slingeren door het prachtige landschap en overal komen we nu de pelgrims tegen. Ik kijk even op de Garmin en lees “resterende afstand tweehonderdveertig kilometer”. Naar de eindbestemming. Naar Santiago. Ik realiseer me dat dat voor de pelgrims, als ze dertig kilometer per dag doen, dat nog acht dagen lopen betekent. Misschien denken ze “we zijn er bijna”. Nou… acht dagen!? Voor Adrie en mij betekent het een paar uurtjes gasgeven. Het emotioneert me enorm en op zeker moment lopen de tranen me over de wangen. Ik heb geen flauw idee waarom, eigenlijk. Veel mensen zullen denken: die gasten zijn gek. Misschien is dat zo. Misschien ook niet. Misschien is zo’n onderneming op enig moment in het leven het enige echt zinnige dat je kunt doen. Misschien.
We komen in een mooi dorpje terecht. We parkeren op een pleintje en doen een lunch. Daarna weer verder. Dan tanken. Inmiddels is het rond drie uur en de temperatuur is opgelopen naar drieëndertig graden. Tijd voor mijn doorwaaijasje. In dit schema wordt het na zevenen voor we arriveren bij de geplande camping in Santiago. De Garmin vertelt me dat we vlakbij de snelweg zitten. Ik prakkezeer even en doe Adrie een oneerbaar voorstel: “Hoe zou je het vinden als we hier de snelweg opdraaien en linea recta naar de camping rijden?” De Garmin leert me dat we er dan rond vijf uur kunnen zijn. Adrie steekt twee duimen in de lucht. Super! En dat doen we. Op de snelweg zijn we bijna de enigen. Het landschap is nog steeds prachtig om naar te kijken en die snelweg gaat omhoog, omlaag, naar links, naar rechts… lange flauwe bochten. We genieten nog steeds en houden rond de honderddertig aan. Ik ontdek dat als je die slingers met een gangetje van rond de tweehonderd doet het ook nog leuk sturen wordt. Maar Adrie’s brommer kan dat tempo niet hebben met al die bagage. Dus weer terug naar een gezapige honderddertig. Ook goed.
Het klopt. Tegen vijven draaien we de camping op. Een prettig ding met een zwembad, een restaurant, een terras… alles erop en eraan. We vinden een leuk plekje. Het plan is om hier twee nachten te blijven. Morgen een rondrit in de provincie, zonder bagage. Dat is het idee tenminste. Maar Adrie roept langs zijn neus weg: “ik ga morgen de hele dag bij het zwembad liggen”. Ik denk dat ie gelijk heeft. Ik denk dat we na acht dagen gummen en zevenentwintighonderdvijftig kilometer en meer dan duizend bochten…. juist. De receptionist vertelt ons dat het slechts twee kilometer wandelen naar de kathedraal is. De kathedraal waar de pelgrims na misschien wel maanden lopen het kruisje in het boekje krijgen, als aandenken aan alle ontberingen. Als aandenken dat de tocht volbracht is. Vier jaar geleden zat ik op dat plein, als simpele motorrijder, te kijken hoe die mensen binnenkwamen. En ontvangen werden door hun familie. Ik heb er uren zitten kijken. Prachtig!
Ik MOET naar dat plein.