#07 – Puffen op de roltrap naar Preikestolen
Een grote camping met heel veel campers en caravans. Iedereen leeft in z’n eigen bubbel. Ik probeer hier en daar een praatje maar snel is duidelijk: liever niet. Er wordt door veel mensen vriendelijk geknikt als ik aankom. Da’s aardig. Verder komt het niet. Dat is niet heel vreemd op zo’n enorm doorgangshuis zoals dit. Tegenover me een Nederlands echtpaar. Ze hebben vriendelijk geknikt toen ik gisteravond “Goedenavond” tegen ze zei. De man schrok een beetje. Ik stoorde hem denk ik. Hij was druk met z’n telefoon. Z’n vrouw ook. Al die uren dat ik er ben, en zij dus ook, heb ik ze nog niet één woord met elkaar zien wisselen. Zolang die apparaten opgeladen blijven hoeft dat natuurlijk ook niet. Snap ik best. Na jaren goed huwelijk is Facebook interessanter dan het gekakel van je vrouw over zaken die je al duizend keer gehoord hebt.
Koken. Ik maak spaghetti. Er is alleen een dingetje: ik kook nooit. Het boeit me gewoon niet. Al dat culinaire gedoe. Vermoeiend. Dus daar zit ik met een pak spaghetti en een pan water. Ik heb het thuis één keer geoefend dus ik weet hoe het moet. Ongeveer, dan. Olga bellen. Olga houdt me overeind. Al veertig jaar. Wij kletsen nog wel gewoon tegen elkaar. Ik stuur een fotootje. Olga belt meteen. “Je hebt veel teveel spaghetti in die pan gedaan! Dat is voor een heel weeshuis!”. Ja, weet ik veel. Ik heb een pak en dat pleur ik in die pan. Hoe moeilijk kan het zijn! Maar inderdaad, het eindigt met een enorme berg spaghetti. Zal ik die Hollanders tegenover me misschien… Nee. De man is nu druk met z’n e-Reader. Een ander apparaat. Ook altijd netjes opgeladen. De spaghetti vul ik op met een blikje tomatenpuree en reepjes ham. Peper en zout erover, het resultaat mag er zijn. Ik ben best trots op mezelf. Is het te eten? Tuurlijk! Zolang het niet beweegt is het goed. Ik heb een beetje over en dat verdwijnt en de vuilnisbak. Mijn overburen moeten het maar uitzoeken. Ze lopen een heerlijk pan spaghetti mis.
De volgende dag staat de Preikestolen op het programma. De Preikestolen is een Noors verdienmodel. Een serieuze business. Iedere zichzelf respecterende toerist wil erheen. Ik ook. Het begint met een groot parkeerterrein waar je voor serieus geld je plamuurbak kwijt kunt. Als motorrijder hoef ik slechts tien euro af te tikken. Het restaurant en de souvenirwinkels sla ik over. Dan begin ik aan De Tocht. En ik ben niet de enige. Heb je de roltrappen bij de Beienkorf weleens gezien? Precies.
Zwetend en puffend beklimmen wij de keien omhoog. De Noren hebben op de meeste plaatsen het geprobeerd makkelijker te maken door trappen te bouwen van alle losliggende basaltstenen. Sympathiek. Het scheelt natuurlijk maar honderden treden omhoog klauteren is gewoon werken. Na een stief half uurtje zwoegen krijg ik de lachers op mijn hand door een paar jongens te vertellen dat er honderd meter verderop een lift naar de bovenste verdieping zit. Ze geloven me niet. Maar na anderhalf uur sta ik dan toch bij de Preik. En maak de overbekende foto’s waarvan je er achthonderdduizend op internet vindt. De mijne staan er nu ook bij. Hoera. Maar eerlijk is eerlijk: die foto’s komen niet in de buurt van het echte werk. Het uitzicht, met dank aan het sublieme weer, is fenomenaal. Een vriend van mij ging hier met z’n benen over de rand zitten. Ik niet. Vlak bij de rand maak ik wat foto’s en filmpjes maar die hoogte is duizelingwekkend. Letterlijk.
Na een half uurtje heb ik het gezien en begin ik aan de tocht terug omlaag. Dat vind ik makkelijker dan omhoog lopen. Het is alleen verrekte goed opletten waar je je voeten neerzet want je enkel verzwikken, of erger, dat wil je hier niet. Na een uur sta ik weer bij de brommer. Ik heb nogal trek gekregen en een koel drankje is nu best lekker. Ik heb het verdiend, vind ik. In het bijhorende restaurant scoor ik een flesje koud water en een broodje ham/kaas. Ik tik veertien euries af. Een koopje en ik begin eraan te wennen. Als ik straks thuis ben bel ik de bank wel even. Die hypotheek kan best omhoog.
Knap gedaan en idd het uitzicht blijft fantastisch en is de moeite van het klimmen waard. Wij zijn toen de dag ervoor door het fjord gevaren vanaf Lysebotn en dan zie je het ook nog vd onderkant 😉